ter niet in de eerste plaats schoonheid scheppen, of delven in de taal naar nieuwe betekenisverbanden. Evenmin schrijft hij proza om verbeelde werelden te creëren, bevolkt met imaginaire personages. Zonder zijn werk daarmee literair-historisch te willen vastpinnen, kan men toch zeggen dat hij een schrijver is van Tijd en Mens: in deze zin dat hij schrijft vanuit en over zijn bekommering om en zijn deernis met de concrete mens in een concrete tijd. De eenheid en continuïteit van het werk van Cami op het gebied van mentaliteit en levenshouding krijgen nog een extra bevestiging in het feit dat een vijftal korte verhaaltjes uit Brief aan Dorothy ook al in Doornsneemens voorkwam: ‘Expeditie’, ‘Café’, ‘Meisje’, ‘Vanishing’ en ‘De Muis’. Het verhaaltje over de muis is heel typerend. Het is een soort handleiding voor het winnen van de liefde van een muis. Daarvoor zijn ‘eeuwigheden geduld en zelfoverwinning en liefde’ nodig. De mens wordt de raad gegeven: ‘blijf jezelf in je eigen leven verbergen, wees nooit wreed voor enig wezen of ding, beschouw het zachte in geboorte en groei en sterven’. Dan zal ook de muis ‘aan zichzelf durven te denken, aan haar eenzaamheid, aan haar nu pas vrijgelaten verlangen naar een aanraking, vriendschap misschien’.
Dat is het humanitaire credo van Cami. Het is meteen ook in zekere mate zijn literaire credo. alle verhalen in deze bundel zijn immers te lezen als pogingen om in taal, in het schetsen van personen en anekdotes de raad die aan de mens gegeven wordt, op te volgen. Het gaat in die verhalen altijd over mensen die uit de boot gevallen zijn, vereenzaamden of mislukten, hulpelozen, of mensen die net niet de moed of het inzicht hadden om te ‘slagen’. Cami schrijft over hen om in enkele trekken de grond van hun zwakheid of van hun verloren illusies bloot te leggen. Hij schrijft vanuit een diepe sympathie voor de mens met zijn beperkingen.
Meer specifiek zijn de personages dikwijls getekend door de oorlog, die de normale ontwikkeling van hun jeugd verstoord heeft, of die hen voor keuzen stelde, waartegen ze niet opgewassen waren. Maar die oorlog is niet meer dan een exemplarische situatie, een uitvergroting van een samenleving die ook in normale omstandigheden geen kansen geeft aan de zwakkere. Die vindt Cami zowel in het milieu van de school als in dat van de hoerenbuurt, zowel in het gezin als in het beroepsleven.
Tegenover al die mensen stelt Cami zich als verteller bijzonder delicaat op. Hij onthoudt zich van aanklacht, goedkoop protest of moralisering. Hij wordt nooit paternalistisch. Hij is bij uitstek een waarnemer en luisteraar, die er zich voor hoedt in de plaats te komen van zijn personages. Hij maakt integendeel zijn verhalen zo doorschijnend dat ze enkel dienen om de levens van de geportretteerden zichtbaar te maken. Zoals de mens tegenover de muis van wie hij de vriendschap wil winnen, blijft hij zich als auteur en verteller in zijn ‘eigen leven verbergen’ om vanuit die observatiepost het zachte en gekwetste in al het bestaande te beschouwen.
Die houding, die kenmerkend is voor alle verhalen, zelfs voor die waarin een ik-verteller aan het woord is, wordt heel mooi gethematiseerd in één van de langere verhalen ‘Huurling worden’.
Het begint met de zin ‘Het is me gegund onder mijn bekenden een huurling te tellen’. De rest van de eerste bladzijde is een beschrijving van hoe de kennismaking en toenadering tussen de verteller en de huurling tot stand is gekomen: met geduld, aandacht, en door zichzelf als het ware zo onzichtbaar te maken dat hij tenslotte niets anders meer is dan klankbord, oor waarin de man zijn leven vertelt, oog waarin hij zich onthult.
Slechts op die manier wordt het mogelijk zelfs voor een zo brutaal, agressief en autoritair mens als de huurling een vorm van sympathie en begrip op te brengen, die een tegenwicht vormt voor de lichte afkeer en ironie.
Cami zegt het zo: ‘Voor mij was hij een wezen dat ik moest volgen en leren kennen omdat ik niets anders kan dan trachten iets van deze wereld te begrijpen. Vanuit mijn veilige hoek een beetje inzicht verwerven en een beetje medelijden koesteren. Het is even schadeloos en even nutteloos als kaart spelen’.
Hugo Brems
ben cami, Brief aan Dorothy en andere verhalen, Kritak, Leuven, 1987, 117 p.