Taboe's
2 jan. - De angst die me wel eens bespringt een onverhoedse maar funeste handeling te verrichten. Een pan kokend water quasi per ongeluk over Mabel te storten terwijl ze niets vermoedend voor de oven knielt om de lamsbout te bedruipen, of om haar van de rand van het trottoir in de verkeersstroom te duwen, van een brug, of van die duizelingwekkende overhangende kliffen in Engeland.
Hans Warren (o1921).
Zó begint dit deel 1956-1957, en zo'n eerste zin brengt ons direct (weer) bij Warren thuis, zowel in zijn huiselijke woning als in zijn ‘unheimische’ innerlijk waar hij - in beide gevallen - herkenningspunten geeft. Vermoedelijk kent iedereen deze huiver (...) er werd een taboe doorbroken.
Dit taboe - door Warren verweven met de ‘acte gratuit’ in de literatuur - zien we ook doorbroken bij de door HW genoemde voorbeelden: iemand die je niet kent uit een rijdende trein duwen, zomaar. Spelen met de mogelijkheid onverwachts iets fataals te doen.
Maar daarna komt het openbarende vervolg: dergelijke taboe-doorbrekende gedachten zijn er wél ten aanzien van Mabel en - eventueel - een schattig poesje, maar (nog) niet ten aanzien van (het dochtertje) Amanda...: Misschien is zij gevrijwaard omdat er nog nooit een ambilent gevoel jegens haar bij mij opwelde.
Iedere lezer wéét op dat moment dat er in feite dus helemaal niet over de ‘acte gratuit’ gesproken wordt: ten aanzien van Mabel bestaan er namelijk wèl ambilente gevoelens. Warren doorbreekt een ander taboe: de moordlust die er (soms) in hem schuilt jegens de zo zeer vrijheidsbelemmerende Mabel is in één zin ondubbelzinnig verwoord met alle daarbij behorende symptomen. Waar Zola, met Thérèse Raquin, een heel boek voor nodig heeft, de beschrijving van angst en huiver omdat de moord géén ‘acte gratuit’