| |
| |
| |
Protestanten
in de Vlaamse samenleving
Pieter M. Bouman
PIETER M. BOUMAN werd geboren in 1938 te Gent. Studeerde Protestantse Godgeleerdheid te Brussel en te Parijs. Behaalde in 1983 het doctoraat in de Protestantse Godgeleerdheid te Brussel. Is predikant te Leuven en docent cecumenische geschiedenis en theologie aan de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid (Brussel). Publiceerde o.a. ‘Can the World share the Wealth?’ (1969), ‘Die Satten und die Habenichtse’ (1971), ‘Een andere weg. Protestanten in de Vlaamse samenleving’ (eindredactie, 1986).
Adres: Molenstraat 13, B-3050 Sint-Joris-Weert
Wil men inzicht hebben in de Verenigde Protestantse Kerk in België dan moet men ook oog hebben voor haar veelkleurige achtergrond. Een kort historisch overzicht is dan ook geboden.
| |
De oorsprong
Voor de oorsprong verwijst men vaak naar het begin van de 16e eeuw en de aanvang van de Hervorming in de Nederlanden. Toch mag niet vergeten worden dat ook in onze gewesten al vroeger ‘hervormingsbewegingen’ aan te wijzen zijn. Zo is het, op grond van historische bronnen in Waldenzerkringen in Italië, zeer waarschijnlijk dat reeds in de 13e eeuw ook hier ‘Waldenzen’ aanwezig waren. De bestaande handelsroutes van die tijd zijn daarbij van groot belang geweest. Daarnaast kon de 16e-eeuwse Hervorming ook steunen op het humanisme en zijn oproep ‘tot de bronnen’ terug te keren.
De eigenlijke hervorming kende verschillende lagen. Via de handelsroutes met Duitsland en de Augustijnerorde was de aanzet van Maarten Luther ook hier reeds vroeg bekend. Twee Augustijnermonniken, Voes en Van Essen, werden vanwege ketterij al op 1 juli 1523 op de Grote Markt in Brussel verbrand.
Een tweede laag is die der Wederdopers. Ook hier treffen we zowel een gewelddadige vleugel, die na de val van Münster praktisch al haar invloed verloor - als een pacifistische, die haar oorsprong in Zürich had (1523-1525) en tot op heden onder de naam Dopers of Mennoniten bekend is. Gelet op de getuigenissen in de processtukken van die jaren was de beweging van de Anabaptisten, zoals ze ook bekend is, in onze gewesten wijd verspreid. De derde laag tenslotte is de hervorming van Genève die via Frankrijk omstreeks 1540 onze streken bereikte en veel aanhangers vond.
Uiteraard zijn deze verschillende lagen niet precies te onderscheiden, lopen ze in elkaar over en hebben ze elkaar ook beïnvloed.
| |
Tussen Inquisitie en Edict van Tolerantie
De Contra-Reformatie en de Spaanse repressie hebben samen gezorgd voor een massale uittocht naar de Noordelijke Nederlanden, bepaalde streken van Duitsland, Groot-Brittannië en Scandinavië. De val van Gent in 1584 maakte ook een einde aan het experiment van een Calvinistische Academie. De val van Antwerpen in 1585 bezegelde het lot der Zuidelijke Nederlanden. De Hervormingsgezinden uit Vlaanderen droegen in belangrijke mate bij tot het totstandkomen van de Statenvertaling en leverden ook een bijdrage tot het
| |
| |
opzetten van degelijk theologisch onderwijs.
In Vlaanderen bleven slechts kleine groepen achter. De Bosgeuzen van de Geuzenhoek te Maria-Horebeke zijn wel de bekendste, maar niet de enige. Ook b.v. in Gent, Antwerpen en Brussel bleven groepen bestaan. Predikanten uit het Noorden, in velerlei vermomming, zijn deze kleine gemeentes blijven bezoeken.
De garnizoenskerken tijdens het Barrière Tractaat maakten het vanaf 1715 ook andere Protestanten mogelijk opnieuw min of meer publiek de eredienst te vieren, o.a. te Menen, Dendermonde, Ieper. Het Tolerantie-Edict (12 november 1781) van keizer Jozef II stond o.a. de Protestanten te Maria-Horebeke toe een kerkje te bouwen en trof regelingen voor gemengde huwelijken, eredienst, enz.
| |
De Franse tijd en het Verenigd Koninkrijk
Omdat de meerderheid van de Protestanten tot bourgeoisfamilies behoorde, was het onvermijdelijk dat de Protestanten tot de conservatieve oppositie overgingen, anderen weken uit naar het Noorden. Aan het begin van de 19e eeuw waren er slechts weinigen over.
Onder koning Willem I werd de godsdienstvrijheid hersteld en begon een langzame reorganisatie van het kerkelijk leven. Gedenkstenen te Gent, Maria-Horebeke en Antwerpen getuigen van de dankbaarheid van deze kleine gemeentes voor deze nieuwe mogelijkheid tot getuigenis en groei.
| |
Vanaf de revolutie van 1830 tot 1918
De liberale grondwet garandeerde godsdienstvrijheid en gaf ook aan erkende Protestantse gemeentes het recht op allerlei steun: een traktement voor de predikant, een kerkgebouw, een pastorie. In 1839 verenigden de verschillende Protestantse gemeenschappen zich in een Bond van Kerken die, gezien de eeuwen van isolement, een sterk accent legde
De Oude kerk van 1795 te Sint-Maria-Horebeke, als schuilkerk met een hofstede verbonden.
op de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente. Daar er geen eigen theologische opleiding was, kwamen de predikanten uit Nederland of gingen jongeren naar het Noorden om er theologie te studeren. Vanaf het midden van de 19e eeuw groeide het aantal gemeentes (o.a. Leuven) langzaam. Met behulp van de kerken in het Noorden werd het evangelisatiewerk opgezet, een voorbeeld daarvan is SILO (Stads en Lands Evangelisatie, sinds 1880). Ook kwam er een opleidingsschool voor evangelisten, eerst te Laken, later te Vilvoorde en uiteindelijk te Geraardsbergen. Er ontstonden gemeentes o.a. in Anderlecht, Schaarbeek, Aalst en Ronse.
Het godsdienstig Réveil in Zwitserland leidde daar tot het ontstaan van een missionaire beweging onder jonge predikanten. Enkelen kwamen ook naar Vlaanderen en er ontstonden gemeentes in Gent, Antwerpen en later ook in Oostende (en uiteraard vooral in Wallonië).
Aan het einde van de 19e eeuw werden door de Gereformeerde Kerken in Nederland twee gemeentes geïnstitueerd: Brussel en Antwerpen. Deze gemeentes waren gericht op de pastorale verzorging van Nederlanders in en om deze steden, maar trokken beide al spoedig
| |
| |
Het interieur van de Nieuwe Kerk (1872) te Sint-Maria-Horebeke.
ook Vlamingen aan. Later volgden gemeentes te Gent en Mechelen, Denderleeuw en tenslotte Boechout.
Het was niet gemakkelijk in Vlaanderen Protestant te zijn. De taalverwantschap met Nederland maakte alle Protestanten tot ‘Hollanders’ en de belijdenis tot een ‘Hollands geloof’, waarvoor uiteraard hier geen ruimte behoorde te bestaan.
Het feit dat, vooral in de gemeentes ontstaan in de tweede helft van de 19e eeuw, vele Protestanten voormalige Rooms Katholieken waren, was aanleiding tot agressief anti-Protestants gedrag: mensen verloren hun werk, hun woningen en zij werden met stenen bekogeld, een enkele keer werden pasbegravenen opgegraven en de kist terug aan huis besteld. De onverdraagzaamheid was groot en vele gemeentes werden ook hierdoor tot een betrekkelijk besloten geheel.
| |
Na de Eerste Wereldoorlog
Behalve allerlei hulpgoederen komen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog ook nieuwe evangelisten naar Vlaanderen. Zowel de Methodisten in de Verenigde Staten als de zeer conservatieve kerken in het Zuiden, de zgn. Bible-belt, zenden evangelisten, bijbels en andere lectuur. Er is weinig of geheel géén overleg met de reeds bestaande kerkelijke gemeentes en nieuwe gemeentes worden opgericht en ontstaan soms náást bestaande Protestantse gemeentes als Eeklo, Sint-Niklaas, Aarschot, Wevelgem en Ieper. Maar ook b.v. te Gent, Brugge, Antwerpen en Brussel vonden dergelijke ontwikkelingen plaats. De conservatieve groep, de Belgische Evangelische Zending, sticht haar eigen opleiding, de Bijbelschool te Brussel, maar doet ook een beroep op conservatieve Protestanten in Nederland; velen geven daaraan gehoor. In vele gevallen was de theologische opleiding heel mager of zo goed als onbestaande. Vanuit Brussel werd er gezorgd voor een strakke leiding.
In de jaren twintig zoekt men ook meer samenwerking, zowel in het buitenland: lidmaatschap van de Bewegingen voor Geloof en Kerkorde, Praktisch Christendom, de Wereldalliantie voor Vriendschap tussen de Volken, als binnenslands: in 1927 wordt de Federatie van Protestantse Kerken opgericht en men werkt samen voor het Zendingswerk in Rwanda.
| |
Na de Tweede Wereldoorlog
In 1950 werd besloten tot het uitbouwen van een Protestantse Theologische Faculteit - die tijdens de oorlogsjaren al twee jaar (1942-1944) had bestaan - en in 1954 opende de Nederlandstalige afdeling haar deuren. De hulp geboden vanuit Nederland en dankbaar aanvaard, was niet gering. Met grote erkentelijkheid noemen we de namen van Alex. J. Bronkhorst (Utrecht), Johan Bouman (Bochum) en de Hongaarse Nederlander Attila Szekeres die helaas vroeg gestorven is. Deze groep werd versterkt door docenten die bereid waren zich parttime in te zetten: Jac. Schoneveld, Willem Beekenkamp en R. Bijlsma. Schoneveld en Beekenkamp kwamen hier ook wonen. Ook veel predikanten in Vlaanderen
| |
| |
De Johannes-Kerk in Genk-Waterschei, parochie van de Verenigde Protestantse Kerk in België.
participeerden. Samen werkten ze mee aan de uitbouw van een instrument dat voor het Protestantisme in ons land van steeds grotere betekenis zou worden. Vanaf 1963 vond de Faculteit ook overheidserkenning voor haar wetenschappelijke graden en maakte aanspraak op een zekere subsidiëring. Prof W. Lutjeharms werd de eerste rector van deze Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid en het aantal eigen docenten, in België geboren en opgeleid, groeide.
De Faculteit ging uit van de Bond van Kerken en van wat toen de Belgische Christelijke Zendingskerk heette. Ook de Methodistische Conferentie deed mee en later de Gereformeerde Kerken. De intense samenwerking die vereist was én een groeiend kerkelijk denken leidden tot allerlei vernieuwingsprocessen. De Bond van Kerken werd veel meer een presbyteriale kerk toen zij in 1957 tot Protestants Evangelische Kerk werd omgevormd. In 1959 werd ook het SILO-werk aan haar toevertrouwd.
| |
Zoeken naar eenheid: op weg naar vernieuwing
De Methodistische Conferentie begon gesprekken met de Protestants Evangelische Kerk. Deze leidden in 1969 tot het ontstaan van de Protestantse Kerk van België, een eerste fusie. Direct werden de onderhandelingen geopend met de Gereformeerde Kerken en met de Hervormde Kerk van België (voorheen: Belgische Christelijke Zendingskerk). Deze gesprekken verliepen moeizaam en duurden lang, vooral de niet-theologische factoren: staatssubsidies en levensstijl, bleken belemmerend te werken. Eerst in 1978 konden alle besprekingen worden afgerond en werd de Verenigde Protestantse Kerk in België gesticht.
Intussen was er op het maatschappelijke vlak ook een en ander gebeurd dat er voor zorgde dat het Vlaamse Protestantisme meer een eigen gezicht kreeg.
In het kader van het volkshogeschoolwerk werden Protestantse deelnemers op voet van gelijkheid behandeld, voor velen een nieuwe ervaring. In een aantal gevallen bleken Protestanten mogelijke ‘vertalers’ voor de vaak moeizame dialoog tussen humanisme en (Rooms Katholieke) gelovigen.
Binnen de Belgische Socialistische Partij kon door de kleine Werkgemeenschap van (Protestantse) Christenen een interessante rol gespeeld worden; vaak stond deze in geen enkele relatie tot het toch betrekkelijk kleine aantal leden. Ook binnen de Liberale Partij werd door Protestantse leden een soort werkverband opgezet. Binnen deze partij vond men enkele politici van Protestantse huize; een der bekendste is ongetwijfeld Jean Rey geweest.
Zendtijd voor radio en televisie droeg mede bij tot het bekendmaken van het Protestantse gedachtengoed en hielp ook bij het wegwerken van allerlei drempels.
Ook het godsdienstonderwijs op de openbare scholen en de aanwezigheid van Protestantse leerkrachten, in vele gevallen een predikant of diens echtgenote, leverden een bijdrage tot het doorbreken van het isolement in de late jaren vijftig en de vroege jaren zestig.
Het pausschap van Johannes XXIII en het Tweede Vaticaans Concilie veranderden even- | |
| |
eens de relaties tussen de Protestantse Kerken en de Rooms Katholieke Kerk. Allerlei ontmoetingen vonden plaats, zowel op parochieel en diocesaan als op nationaal vlak. Het pionierswerk gedurende jaren van een man als Dr. Jan Grootaers wierp in Rooms Katholieke kringen eindelijk zijn vruchten af. Er werd een akkoord bereikt over de viering van het Doopsel, goede afspraken gemaakt voor bevestiging van en pastoraat aan gemengde huwelijken. Een gemeenschappelijke commissie voerde besprekingen met het gelovige jodendom en er kwam geregeld contact op vele andere terreinen.
| |
Het getuigenis in de Vlaamse samenleving
De geschiedenis die achter ons ligt (isolement, passieve tolerantie), de grote theologische verscheidenheid, de sociale verschillen (vele Protestanten behoren tot min of meer conservatieve bourgeois kringen) maken het niet gemakkelijk voor de Verenigde Protestantse Kerk in België met een duidelijk getuigenis naar buiten te treden. Ook Protestantse Christenen zijn veelal verdeeld als het om een politieke stellingname gaat. Toch is ook op dit terrein een begin gemaakt. Vermeldenswaard zijn dan de Verklaring betreffende de Kernwapens en de plaatsing van raketten in eigen land, het regeringsbeleid aangaande migranten en vluchtelingen, de problematiek van de ontwikkelingshulp. Dat deze standpunten niet altijd de publieke belangstelling krijgen die ze verdienen, hangt o.a. samen met het feit dat velen Christenen slechts identificeren met Rooms Katholieken. Wordt Christelijk en Christus ook niet vaak geschreven met de K van katholiek? Dat Protestanten een kleine minderheid vormen zonder economische, politieke of culturele macht speelt natuurlijk ook een rol.
Een van de moeilijkste terreinen, waar echter m.i. een alternatief gelovig-christelijk spreken het meest urgent is, is dat van de huwelijks-
Het interieur van de Protestantse Kerk in Brugge.
en seksuele ethiek. Vragen rond echtscheiding, zwangerschapsonderbreking, geboorteregeling, technieken en ingrepen betreffende vruchtbaarheid, homofilie, het zijn vele terreinen waar een open gesprek vereist is. Wij zijn het ook binnen de Verenigde Protestantse Kerk lang niet eens over al deze vragen. Wél zijn we het er over eens dat toevallige politieke meerderheden hier de andersdenkenden het geweten niet mogen binden.
Dat wij in ons theologische en politieke spreken veel van geloofsgenoten elders (Nederland, Frankrijk, de Wereldraad van Kerken) hebben geleerd, zal ieder die voor deze terreinen belangstelling heeft duidelijk zijn. Hoe zou het ook anders kunnen? Steeds meer komen we echter ook, na een dankbaar luisteren naar anderen, tot eigen standpuntbepalingen en proberen we een bijdrage te leveren tot het gesprek in eigen land. In dit verband moet met name het groeiend belang van de eigen theologische opleiding genoemd worden. Ruim tweederde van de dienstdoende predikanten in Nederlandstalig België genoot in Brussel zijn theologische opleiding, onder hen zijn een aantal vrouwen.
Naarmate wij de verschillende accenten onder ons, theologische, culturele en politieksociale, bespreekbaar kunnen houden en vruchtbaar maken, zullen wij ook in de toekomst een bijdrage kunnen blijven leveren aan de Vlaamse samenleving.
|
|