Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |||||||
Portugees-Vlaamse betrekkingen op het gebied
| |||||||
[pagina 726]
| |||||||
Het is opvallend dat er om tot op heden onopgehelderde redenen in die lange periode van 244 jaar waarin Portugal gevormd en gestabiliseerd werd, geen Portugese schilderschool die die naam verdient tot stand kwam. Met andere woorden: in tegenstelling tot andere landen uit die periode heeft de schilderkunst zich in Portugal pas laat ontwikkeld. Waarom? Sommige historiciGa naar eind(4) trachten dat te verklaren door de spreekwoordelijke moeilijkheden die aan artistieke uitingen in oorlogstijd in de weg gelegd worden, wat niet geheel aannemelijk lijkt. In elk geval is het zo, dat pas vanaf de 15de eeuw de eerste voorbeelden van de zogeheten ‘Portugese primitieven’ opduiken; dat is dus nogal wat later dan bijv. in Italië en Vlaanderen.Ga naar eind(5) Van vóór die tijd is er praktisch niets overgebleven. Daarom lijkt het gewettigd te beweren dat de Portugese schilderkunst pas halverwege de 15e eeuw een aanvang neemt, maar dat gebeurt dan ook meteen met enige zeer opvallende werken. Bovendien kan men in die eeuw de eerste historische contacten en aanwezigheid van de Vlaamse schilderkunst in Portugal vaststellen. Uit 1415 dateert namelijk het eerste bewijsbare bericht van de komst naar Portugal van een Vlaams schilderij. In dat jaar besloot de Hertog van Bourgondië, jan Zonder Vrees (1371-1419), de vader van Philips de Schone, aan koning João I van Portugal (1357-1433), zijn afbeelding cadeau te doen, geschilderd door zijn officiële schilder, Jan Maelwel, uit Gelderland.Ga naar eind(6) Het ware motief voor die vriendelijke hoffelijkheid is niet bekend. Bovendien is dat schilderij, het eerste in de Portugees-Vlaamse artistieke betrekkingen, verloren gegaan. Het zou echter pas een dochter van João I zijn die het gouden tijdperk van de politiekculturele betrekkingen tussen Vlamingen en Portugezen inluidde. Natuurlijk doelen wij op de prinses Isabel van Portugal, de zuster van Hendrik de Zeevaarder, die in het huwelijk zou treden met de Groot-Hertog van het Westen, Philips de Goede van Bourgondië. Van zijn eerste gemalinnen had de hertog geen gezonde nakomelingen gekregen, en ten tweede male was hij weduwnaar geworden. Na zijn raadsheren geraadpleegd te hebben, besloot hij ‘se mettre derechef [opnieuw] en ordre de mariage’, teneinde ‘par la Grâce de Dieu’ toch nog een erfgenaam en opvolger te kunnen verwekken voor de ‘haultes et grandes seigneuries’ die hij bestierde. Daartoe besloot hij de hand van de Portugese prinses te vragen, die ondanks haar schoonheid en ongewone gaven op 31-jarige leeftijd nog steeds ongehuwd was. Van de schitterende ambassade die Philips in 1428 naar Lissabon zendt om zo'n veelbelovende echtverbintenis tot stand te brengen, maakte ook de geniale Jan van Eyck deel uit, ‘varlet de chambre de mondit seigneur de Bourgoigne et excellent maistre en art de painture’, met de opdracht ‘au vif’, d.w.z. volledig natuurgetrouw, het portret van ‘madite dame linfante Elizabeth’ te schilderen.Ga naar eind(7) Maar in plaats van één maakte Van Eyck twee schilderijen van de prinses, die zonder dralen naar de hertog werden verzonden per afzonderlijke koeriers: één over land en één over zee, waarschijnlijk vanwege de grotere veiligheid. Bij de toekomstige echtgenoot vielen zowel het schilderij als de geschilderde dame in de smaak; hij accepteerde de huwelijksvoorwaarden, waarop het huwelijk op 10 januari 1430 vol pracht en praal in Brugge werd voltrokken. Ter gelegenheid daarvan werd de beroemde Orde van het Gulden Vlies ingesteld.Ga naar eind(8) Helaas zijn de beide schilderijen, ongetwijfeld meesterwerken, verdwenen en vermoedelijk voor altijd.Ga naar eind(9) Er moet evenwel opgemerkt worden dat Isabel, vanwege haar uitzonderlijke lichamelijke schoonheid of eenvoudigweg vanwege de hoge positie die zij innam op de sociale ladder, | |||||||
[pagina 727]
| |||||||
verschillende keren in Vlaanderen werd geschilderd door de meest vooraanstaande artiesten van haar tijd. De volgende portretten zijn van haar bekend (de opsomming beoogt geen volledigheid): 1 - Door Memling, eveneens verdwenen; het bestaan ervan is echter aantoonbaar, omdat het nog in 1521 aanwezig was in het paleis van de Venetiaanse kardinaal Grimani.Ga naar eind(10) 2 - In het Louvre-museum, waarvan in het verleden gedacht werd dat het Isabel van Beieren voorstelde, de vrouw van Karel VI van Frankrijk, maar dat in 1903 door G. Hulin op overtuigende wijze geïdentificeerd werd als een afbeelding van Isabel van Portugal.Ga naar eind(11) Het is een anoniem werkstuk, vermoedelijk afkomstig van een artiest uit het atelier van Van der Weyden.Ga naar eind(12) Het portret van de hertogin in het Museum van Gent zou niet meer dan een overigens middelmatige replica van het reeds vermelde portret in het Louvre zijn.Ga naar eind(13) 3 - In de St.-Pietersabdij te Gent, een anoniem tweeluik dat Philips de Goede en Isabel voorstelt.Ga naar eind(14) 4 - Een portret van de Portugese prinses op een glasvenster in de Kapel van het Heilig Bloed in Brugge.Ga naar eind(15) 5 - Tenslotte misschien ook het in de ‘Grande Boucherie’ te Gent aanwezige portret, van het penseel van Nabur Martens, zoon van Jean Martins (een Portugees?), de schilder van het bekende paneel van de Geboorte.Ga naar eind(16) Terugkerend naar Jan van Eyck zou men zich de vraag kunnen stellen: welke artistieke weerklank heeft zijn komst naar Portugal gehad? Hierover verschillen de kunsthistorici van mening. Volgens de gezaghebbende Portugese criticus Reis-SantosGa naar eind(17) zou Van Eyck ongeveer vijf maanden in Portugal hebben doorgebracht, een tijd die natuurlijk veel te kort is voor een belangrijke artistieke invloed. Daarentegen beweert de Belgische onderzoeker P. Goemaere, een groot kenner van de Por
Portret van Philips de Goede, door Rogier van der Weyden (Museum van Schone Kunsten, Antwerpen).
Portret van Baudouin de Lannoy, heer van Molembaix, landvoogd van Rijsel, die in 1428 deelnam aan de ambassade die, namens Philips de Goede, naar de hand van Isabel van Portugal dong (Museum van Berlijn).
| |||||||
[pagina 728]
| |||||||
tugese geschiedenis, zonder opgaaf van zijn bronnen, dat Van Eyck in Lissabon werd vastgehouden ‘wegens het grote succes dat hij er had met het portret van de prinses’, en dat hij ‘bijna een jaar’ in Portugal zou hebben doorgebracht.Ga naar eind(18) Verder onderschrijft en citeert de grote Portugese historicus Fortunato de Almeida de opinie van M. Michiels: ‘Een groep jonge artiesten... wordt er zijn gevolg van leerlingen en navolgers, op wie hij een langdurige invloed uitoefent’.Ga naar eind(19) De geleerde en geloofwaardige Graaf de Laborde beweert tot slot - eveneens zonder zijn oorspronkelijke bronnen te citeren - dat Van Eyck, na het volbrengen van de voornaamste opdracht waarom hij, op kosten van zijn heer, naar Lissabon was gegaan, verschillende opdrachten ontvangen heeft van Portugezen, die hem, gestimuleerd door de faam van de Brugse schilder om ‘soit un tableau d'église, soit une miniature dans un livre d'heures, soit enfin un portrait’ vroegen. En hij is van mening dat er zo talrijke schilderijen ontstaan moeten zijn.Ga naar eind(20) Het gezond verstand zegt ons echter hier niet te overdrijven. In één enkel jaar kan de artistieke produktie van de meester nooit overvloedig geweest zijn, zelfs niet wanneer wij weten - en dat is een bewezen feit - dat Van Eyck de twee schilderijen van Isabel in niet meer dan twee karige weken heeft gemaakt. Wat echter geen twijfel lijdt is dat de prinses, vanaf haar huwelijk met Philips in 1430 tot aan haar dood in 1471, de beschermvrouwe van vele kunstenaars is geweest, en zich er zeer voor heeft beijverd op alle mogelijke gebieden de betrekkingen tussen Portugal en Vlaanderen te intensiveren. Dat waren ook artistieke betrekkingen, die later voortgang zouden vinden en hun hoogtepunt zouden bereiken in de 16de eeuw, die zowel voor Portugal als Antwerpen een Gouden Eeuw is geweest. Helaas is er niets overgebleven van de schilderwerken die Isabel zou hebben aangeschaft en naar haar geboorteland verzonden. Aardbevingen, branden, de plunderingen tijdens de Napoleontische invasies en ook onwetendheid hebben dat alles doen verdwijnen. Wij weten slechts van één in de 15e eeuw en door de hertogin naar Portugal verzonden schilderij dat nog aan het begin van de 19e eeuw aanwezig was. De kunsthistoricus V. CorreiaGa naar eind(21) beschrijft het als volgt: ‘Een paneel met een oppervlak van 9 bij 4 1/2 handpalmen, waarop drie als Philips de Schone, zijn vrouw Isabel en hun zoon Karel geïdentificeerde personen neerknielen voor de in een grote sleepmantel gehulde H. Maagd’. De veeleisende Portugese criticus, José de Figueiredo, schrijft dit werk toe aan Rogier van der Weyden, die het omstreeks 1449 geschilderd zou hebben.Ga naar eind(22) Als vervolg op de activiteiten die Isabel van Portugal in de 15e eeuw ontplooide om de politieke en artistieke toenadering tussen Vlaanderen en haar land van herkomst te bevorderen, moeten hier de initiatieven die zij nam om de Azoren door Vlamingen te laten bevolken en koloniseren, vermeld worden. Vroeger werd die archipel dan ook niet voor niets ‘Insulae Flandricae’ genoemd. Inderdaad vroeg Isabel omstreeks 1466 aan koning Afonso V, haar neef, de toestemming om uit Vlaanderen kolonisten en hulpgoederen, bestemd voor de bevolking van een aantal eilanden van die Portugese archipel, te mogen verzenden. De aanwezigheid van de Vlamingen op de Azoren had zijn weerslag op het gebied der kunsten, in het bijzonder op de beeldhouwkunst, de meubelkunst en de schilderkunst van de 15e en 16e eeuw. In zijn mooie boek Subsidios para o Inventario Artistico dos Açores zegt O. Martins evenwel over de Vlaamse schilderkunst en de op die eilanden nog aanwezige 15e en 16e-eeuwse Vlaamse invloed dat het | |||||||
[pagina 729]
| |||||||
aantal nog overgebleven specimina ‘zeer gering’ is.Ga naar eind(24) Over de periode 1450-1580 registreert hij slechts: a) Vlaamse schilder kunst: een H. Ursula in het college van Angra; een triptiek van de H. Andreas, in Ribeira Grande. b) Vlaams-beïnvloede kunst: een triptiek in het Museum te Angra. Dat is inderdaad een schrale oogst. Het aantal moet in het verleden echter veel groter zijn geweest. Dat is de opinie van een der meest erudiete Portugese kunsthistorici: ‘...Op de Azoren wemelde het van de Vlaamse panelen in de openbare kerken en particuliere kapellen’.Ga naar eind(25)
Het hoogtepunt van de artistieke betrekkingen tussen Portugal en Vlaanderen zou pas bereikt worden in de 16e eeuw, de ‘Gouden Eeuw’ van Vlaanderen en, daarmee samenvallend, ook van Portugal. Algemeen wordt aangenomen dat de ontdekking van de zeeweg naar Indië door Vasco da Gama in 1497 de tot dan toe gevolgde handelsroutes drastisch zou wijzigen. Er ontstaat een geweldige economische revolutie. Venetië, dat de specerijen via de langzame landroute ontving, is de grote verliezer, en Lissabon, waar de felbegeerde produkten uit het Oosten aankwamen langs de veel snellere zeeweg met vrachtschepen en karvelen wordt de grote overwinnaar. Ondertussen verzandt het Zwin, Brugge raakt snel in verval, en de koninklijke Portugese factorij besluit - daartoe aangezet door een verleidelijk privilege van Maximiliaan van Oostenrijk (1488) - al in het volgende jaar naar Antwerpen te verhuizen. Dat betekent de doodsteek voor Brugge. Na de factorij volgt de daar gevestigde kolonie van Portugese handelaars. In 1510 heeft de voltallige Portugese ‘natie’ zich al in de Scheldestad gevestigd. Gelijktijdig brengen in 1503 schepen uit Portugal de eerste lading uit indië afkomstige specerijen naar Antwerpen. De stapelplaats
Isabel van Portugal, dochter van koning João I, derde vrouw van hertog Philips de Goede (Louvre, Parijs).
aan de Schelde - ‘sorte de nombril des affaires européennes’ - wordt de bevoorrechte markt voor de verkoop en ruil van de Portugese koloniale waren, vooral van peper dat centenarengewijs naar Vlaanderen vervoerd werd. Terecht merkte Guicciardini dan ook op in zijn onvolprezen Description des Pays-Bas, dat ‘cette ville est fondée sur la marchandise et sur les arts’. En Portugal, dat vaak specerijen tegen kunstwerken ruilde, moedigt deze artistieke betrekkingen die al halverwege de 15e eeuw tot stand waren gekomen nog eens extra aan. Zo ontstaan dan, vooral gedurende de drie eerste decaden van de 16e eeuw, drie hoogst opvallende economisch-artistieke verschijnselen:
Portugal voerde uit Vlaanderen allerlei | |||||||
[pagina 730]
| |||||||
Hieronymus Bosch (1450/60-1516), ‘De verzoekingen van de Heilige Antonius’, (linkerpaneel), Nationaal Museum van Oude Kunst, (Lissabon).
soorten kunstwerken in: beeldhouwwerk, verluchte handschriften, houtsneden, gekleurde prenten, weelderige boekbanden, gebrandschilderde ramen, luxueuze weefsels, verfijnde meubels, tapijten, bronzen grafzerken, etc. Maar het laat geen twijfel, dat bij deze omvangrijke handel in kunstwerken de schilderijen van grote en kleine Vlaamse meesters het leeuwedeel uitmaakten. Vele altaarstukken, triptieken, polyptieken en panelen vonden niet alleen hun weg naar het hof en de paleizen van rijke adellijke heren, maar vooral naar de in die tijd bestaande talrijke kloosters, kerken en heiligdommen. Hoe werden al deze uit Vlaanderen ingevoerde schilderstukken besteld en naar Portugal vervoerd? Hierbij speelden behalve rijke Portugese handelaars, vooral ook de achtereenvolgende koninklijke factorijhouders der Portugese ‘natie’ een belangrijke rol in de periode dat zij vanaf 1499 in Antwerpen gevestigd waren tot het jaar 1548, toen koning Johan III de opheffing van de factorij decreteerde.Ga naar eind(26) De factorij houder was de agent van de Portugese koning, en zijn taak omvatte zowel de functies van diplomaat als die van invloedrijk handelaar. Hij was verantwoordelijk voor de monopolieverkoop van de Oosterse specerijen en van de typisch Portugese produkten, en daarnaast voor de aanschaf van de Vlaamse waren die voor zijn vorst van belang waren. Opgemerkt moet worden dat in de drie eerste decennia van de 16e eeuw de kolonie van Portugese handelaars in Antwerpen veruit de belangrijkste was. Zonder overdrijving kan gezegd worden dat de Scheldestad aan de Portugese specerijenhandel een aanzienlijk deel van haar buitengewone welvaart in de 16e eeuw te danken had.Ga naar eind(27) | |||||||
[pagina 731]
| |||||||
De Portugese koningen uit die periode (koning Emanuel I de Gelukzalige, en koning Johan III de Vrome) bleken er behagen in te scheppen om via hun factorij houders schilderijen van Vlaamse kunstenaars te bestellen, die bestemd waren voor hun particuliere kapellen en lievelingskloosters. Maar niet alleen het Koninklijk Huis, ook particulieren, zowel geestelijken als leken, liefhebbers van de Vlaamse schilderkunst, lieten direct of via een tussenpersoon schilderijen van hun lievelingsonderwerp komen. Een voorbeeld hiervan is de abdis van het klooster van Sint Clara te Coimbra, die via de factorijhouder Silvestre Nunes enkele schilderijen bestelde bij het atelier van Quinten Metsys.Ga naar eind(28) Ook de kathedraal van Évora verwierf zich omstreeks 1500 een grote polyptiek, waarvan nog negentien panelen over zijn.Ga naar eind(29) Deze honger naar Vlaamse schilderstukken kon gestild worden doordat de overvloedige schilderijen-produktie van de ateliers in heel Vlaanderen en Brabant gemassificeerd, gepopulariseerd en ‘geïndustrialiseerd’ was, zodat aan alle eventuele klanten een groot aantal thema's en een bijna onuitputtelijke keuzerijkdom kon worden geboden. Hiertoe had de Antwerpse schilderijenhandel-industrie zich op een haast voorbeeldig te noemen wijze georganiseerd. Onder de strenge controle van het St.-Lucasgilde werden de schilderijen per serie verkocht op een speciale openbare markt. De koper liet zich overigens weinig gelegen liggen aan de naam van de scheppende kunstenaar; hij was alleen maar op zoek naar een onderwerp, een bepaald thema. Men wenste een ‘landschap’ of een ‘genre stuk’, en interesseerde zich nauwelijks voor de naam van de maker. De stad had permanente tentoonstellingen ingericht van ‘painctures pour vendre’, waaraan overigens ook veel derderangs artiesten deelnamen, voor wie de kunst niet veel meer was dan een
Frei Carlos (Broeder Karel), ‘Geboorte van Christus’, 16e eeuw, Museum van Évora, (Portugal).
goed renderende en welkome bron van inkomsten.Ga naar eind(30) De naar Portugal uit te voeren schilderijen werden al naar het uitkwam in hele partijen of afzonderlijk verzonden op de schepen die de factorijhouders huurden voor het transport van de waren die zij hadden gekocht op de Vlaamse markten, maar ook op de eventueel beschikbare Portugese retourschepen. Als een bepaald schilderstuk afkomstig was van het penseel van een topartiest, bijvoorbeeld een fraai ‘tableau d'ostel’ (altaarstuk), dan werd het met bijzondere zorg omwikkeld met molton en afzonderlijk verpakt in een speciale kist, die stevig werd bevestigd met een heel systeem van ‘ferrures et gros cordaiges’.Ga naar eind(31) Maar als het om een anoniem schilderij van mindere kwaliteit ging, besteedde men niet zoveel zorg aan de emballage, en werd het stuk in een collectieve partij per bundel verscheept. Wat voor schilderijen importeerde Portugal bij voorkeur uit Vlaanderen? Vooral devote schilderstukken, kerkaltaren, vrome en stichtende taferelen die zeer wel pasten bij de onbevangen sentimentaliteit en de van stemmingen | |||||||
[pagina 732]
| |||||||
Francisco Henriques, ‘De H.H. Cosmas, Thomas en Damianus’, ca. 1510, Nationaal Museum van Oude Kunst, (Lissabon).
doordrenkte godsvrucht van het Portugese volk. Maar waarschijnlijk wordt dit punt het meest verduidelijkt door de lijst Nederlandse kunstwerken die de prins der Portugese humanisten Damião de Góis (1502-1574), secretaris van de Antwerpse factorij (1523) en intieme vriend van Erasmus, in 1571 opstelde om voor de Inquisitie te Lissabon van zijn niet-Lutherse opvattingen - die destijds voor ketters doorgingen - te getuigen. Ik schrijf slechts de belangrijkste over. De beklaagde somt op: ‘Uit mijn geheugen weet ik nog dat ik (uit Vlaanderen) sinds 1526 als geschenk aan de kerken van het Koninkrijk heb verzonden: Ik heb aan deze kerk (van Alemquer, de geboorteplaats van D. de Góis) een altaarstuk met luiken geschonken, waarop een crucifix geschilderd is. Dit stuk van meester Quenten Metsys kostte meer dan 100 cruzados wegens zijn grote volmaaktheid. Ik heb aan deze kerk ook een schilderij geschonken van de kroning van Onze Heer Jezus Christus, een stuk van grote waarde wegens zijn grote volmaaktheid en oorspronkelijkheid, daar het geschapen werd door een groot artiest, die Hieronymus Bosch heette. Aan de nuntius Puselano heb ik een schilderij gegeven van de beproeving van de Heilige Job, en een ander van de verzoeking van de Heilige Antonius; en die werken, geschilderd door de hand van de grote Hieronymus Bosch, kostten mij 200 cruzados. Aan Fernando Coutinho, die mij in Vlaanderen bezocht, heb ik een klein Vlaams altaar gegeven van Onze Vrouwe, met op haar schoot haar gezegende Zoon nadat die van het Kruis was afgenomen. Aan de Secretaris (van het Heilige Officie)... heb ik... een groot altaarstuk gegeven met de Drie Wijzen uit het Oosten, de geboorte en de besnijdenis, een stuk van grote waarde... en nog een ander schilderij van het gelaat van St. Bernhard, en nog een ander met twee biddende grijsaards, allemaal geniale en zeer waardevolle schilderstukken’.Ga naar eind(32) Voor een particulier is dit een indrukwekkende lijst, die in zekere zin de Portugese smaak uit die periode weerspiegelt. Ten slotte moet opgemerkt worden dat ondanks allerlei rampen (aardbevingen, branden, oorlogen en vandalisme) er in Portugal nog steeds enige tientallen 15e- en 16e-eeuwse schilderijen aanwezig zijn, die of uit Vlaanderen werden ingevoerdGa naar eind(33), dan wel door in diezelfde periode in verschillende Portugese steden werkzame Vlaamse schilders vervaardigd werden. Want naast de invloed die deze ingevoerde kunstwerken uitoefenden, moeten wij in dit verband nog twee veelbetekenende historische feiten vermelden: a) Uit documenten is bekend dat een aantal Vlaamse schilders in Portugal kwam werken, | |||||||
[pagina 733]
| |||||||
en daar originele schema's en schildertechnieken in omloop bracht. b) Uit Portugal gingen talrijke nationale kunstenaars in Vlaanderen studeren om zich in de schilderkunst te bekwamen bij meesters van het St.-Lucasgilde.Ga naar eind(34) Van de Vlaamse schilders die hun beroep gedurende de 16e eeuw in Portugal uitoefenden, verdienen de volgenden vermelding: 1) Roelof Van Velpen (uit Leuven), die omstreeks 1500 in Portugal actief is. 2) Jan Van Yperen, schilder en vergulder, die het beroemde gesneden hoofdaltaar van de kathedraal van Coimbra schilderde (1501?), dat overigens gebeeldhouwd werd door de Vlaming Olivier van Gent; 3) Franciskus Hendricks (uit Brugge), die uit Portugal naar Vlaanderen reisde om er zeven of acht ‘hulpschilders’ aan te trekken, die hem terzijde moesten staan bij het vervaardigen van het schilderstuk van het Hooggerechtshof te Lissabon. (De meester en zijn assistenten stierven aan de pest in 1518). Broeder Karel (Frei Carlos), monnik van de Orde van St. Hieronymus, ‘een zoon van Vlamingen’, die zijn gelofte in het klooster van Espinheiro (nabij Evora) in 1517 aflegde, en stierf in 1560. Zijn bekendste stukken zijn: een Johannes de Doper en een Verschijning van Christus aan de H. Maagd. 5) Antonie Mor, werkzaam in Portugal omstreeks 1550-1552, waar hij drie schitterende portretten van de koninklijke familie maakte, waarvoor zij hem, volgens Van Mander, 600 dukaten betaalden naast ‘verschillende geschenken’ (o.a. ‘une chaine d'or de mille Oorins’). 6) Jooris van der Straeten, die o.a. een mooi portret van Prins Sebastiaan schilderde, de zoon van koning Johan III van Portugal. Hij bevond zich in Lissabon in 1556. Helaas is er van deze zes schilders betrekkelijk weinig werk overgebleven. Slechts enkele panelen van Broeder Karel, waaronder een Annunciatie (1523) en de reeds genoemde
‘Onze Lieve Vrouw der Incarnatie’ (Triptiek): ‘De H.H. Anna, Joachim en de H. Maagd’, eerste helft 16e eeuw, Museum voor Godsdienstige kunst, te Funchal, (Madeira).
Verschijning (1529); het vermelde schilderstuk van het altaar van de kathedraal van Coimbra; en enige portretten van het penseel van Antonie Mor.Ga naar eind(35) De rest werd niet of nog niet geïdentificeerd, of men kent hun verblijfplaats niet. Daarnaast is tenslotte nog bekend dat in de eerste helft van de 16e eeuw verschillende Portugese schilders naar Vlaanderen trokken om er te studeren en er hun nog 15e-eeuwse en dus meer conservatieve en traditionalistische Peninsulaire technieken te ‘moderniseren’. Genoemd moeten worden Edewart Portugalois (Eduardo Português), die in 1504 leerling van Q. Metsys was en in 1508 de meestersgraad in het St. Lucasgilde te Antwerpen behaalde, en Simon Portugalois (Simão Português), die het beroep leerde van meesterschilder Goswin (Gozewijn?) van der Weyden (1504), maar van wiens artistieke activiteit en produktie niets meer bekend is. Tot besluit kan men vaststellen dat de intens vruchtbare invloed van de Vlaamse schilderkunst in Portugal ongeveer valt in de periode tussen 1450 en 1550, en dat daarbij de nauwe politieke en economische betrekkingen tussen Portugal en Vlaanderen (Brugge, Gent, Brussel en speciaal Antwerpen) bepalend waren. Die betrekkingen gingen verloren in de tweede helft van de 16e eeuw. Want met het einde van de regeerperiode van koning Johan | |||||||
[pagina 734]
| |||||||
III in 1557, en daarna op dramatische wijze met de annexatie van Portugal door Philips II in 1580, verdwijnen alle sporen van de Vlaamse artistieke invloed definitief uit de Portugese schilderkunst. |
|