| |
| |
| |
Poetry international
Rotterdam
Martin Mooij
MARTIN MOOIJ werd geboren in 1930 te Rotterdam. Is directeur. ‘Poetry International’. Publiceerde o.a. ‘100 dichters uit 15 jaar Poetry International’; een bloemlezing ‘Als de dagen van het jaar’ modern proza uit de Bondsrepubliek; ‘De prijs van de toekomst. Gesprekken over de toekomst van de sociaal-democratie’ (samen met Wim Meijer); monografie van Jef Last (met Aad G. Put); monografie Adriaan van der Veen. Is ook recensent en vertaler.
Adres: Operalaan 39, NL-2907 KA Capelle a/d IJssel
Vanaf dit jaar gaat Poetry International Rotterdam letterlijk onder eigen vlag. Die vlag - een zwart dundoek van twee bij drie meter, met een roze afgezet ovaal gat in het midden en een oranje wimpel bestaande uit de letters van het festival - was een ontwerp uit 1979 van de Rotterdamse kunstenares Anna Verweij-Verschuuren, die vond dat Poetry ook op zo'n manier naar buiten toe herkenbaar moest worden gemaakt. Er werden toen twee vlaggen gemaakt en die hebben in de festivalweek gewapperd van ‘de Doelen’ (de vaste locatie van Poetry) en van het Stadhuis in Rotterdam. Daarna waren ze verdwenen en werden niet meer teruggevonden. Wat enige tijd geleden wel boven water kwam, waren de werktekeningen en een staaltje van de stof. Voor de schilder Hans Verweij was het toen mogelijk deze idee van zijn overleden vrouw opnieuw vorm te geven.
Dat gebeurde op een ogenblik dat Poetry International een nieuwe fase in zijn bestaan inging, in dat van de verzelfstandiging. Het was in 1970 een initiatief geweest van de toenmalige directeur van de Rotterdamse Kunststichting, Adriaan van der Staay. Die had toen die functie nog niet zo lang en het was zijn duidelijke ambitie in Rotterdam op het gebied van kunst en cultuur het een en ander, zeg maar rustig: veel, te veranderen. Hij was niet zozeer geïnteresseerd in incidentele evenementen en programma's, maar werkte aan een geplande ontwikkeling op velerlei gebied, die tot tradities zouden moeten leiden. Daarbinnen werd dan ruimte geschapen voor nieuwe ideeën en initiatieven. Poetry International was zo'n poging. Het werd opgezet in een breder nieuw letterenbeleid in de stad met o.a.: een secretariaat voor proza en poëzie (propo) voor een nieuw type literaire avonden; letterkundige workshops voor de begeleiding van mensen, die zich in hun vrije tijd met schrijven bezighielden; een eerste publikatiemogelijkheid voor debuterende auteurs uit Rotterdam en de Rijnmond; een stipendiummogelijkheid voor schrijvers uit de stad en rand. Poetry International hoorde daarbij. Al die activiteiten moesten een eigen karakter krijgen, maar van het begin af aan werd er een wisselwerking nagestreefd. Er zijn er daarna nog vele bijgekomen, door de Kunststichting geïnitieerd of van buiten aangedragen: boekhandel ‘W. Pieterse in poëzie’, tijdschrift WAR, tweetalige kinderboeken, dichtregels in de stad - het zijn maar enkele voorbeelden en dan nog slechts op het gebied van de literatuur. Er moest een achterstand worden ingehaald en Rotterdam moest zelf een plaats(je) krijgen in de Nederlandse letteren - bijvoorbeeld tussen Amsterdam en
| |
| |
Antwerpen. Daaraan is tot nu toe vastgehouden en ook door dichters, schrijvers en journalisten uit Vlaanderen wordt daaraan van harte meegewerkt. Zo werd, om maar een enkel voorbeeld te geven, in 1972 de 60e verjaardag van Louis Paul Boon in Rotterdam uitbundig gevierd en werd er in 1986 nog een grote manifestatie in ‘de Doelen’ aan zijn persoon en werk gewijd. Het tijdschrift WAR van de Werkgroep voor Arbeidersliteratuur Rotterdam kwam toen met een omvangrijk Boonnummer. Van Vlaamse overheidszijde is nooit veel belangstelling getoond voor deze wens tot een grotere samenwerking, wel in de beginjaren door de Belgische consul-generaal in Rotterdam, Louis Vandenbrande. Voor Poetry International geldt dat er niet alleen in elk festival dichters uit Vlaanderen een belangrijke rol spelen, maar in de Poetry-werkgroep is er altijd eenVlaams lid. Deze werkgroep kiest de deelnemers en stelt ook de diverse programma's in het festival vast. Zelf ben ik als stafmedewerker voor letteren vanaf 1969 bij alle literaire activiteiten van de Rotterdamse Kunststichting betrokken geweest.
Poetry International begon, voor mij althans, als een vreemd avontuur. Iets dergelijks had in Rotterdam nog niet eerder plaatsgehad en de stad leek niet bijzonder poëziegevoelig. Het stond niet bij voorbaat vast hoe een dergelijk ambitieus plan gerealiseerd kon worden. Het Londense model was aantrekkelijk, maar kon niet worden gecopieerd. Hoe moest je dichters uit alle windstreken naar een stad halen, waarvan ze alleen als haven hadden gehoord? Niet alle Rotterdamse schrijvers (dat waren er toch al niet zo veel) bleken geïnteresseerd in onze plannen. Ze lieten dat ook wel blijken. Pas later is er in dit opzicht veel veranderd. Geld hadden we nauwelijks, niet meer dan een klein deel van het benodigde bedrag. Over veel ervaring beschikten we al evenmin. Maar wel stond ons voor de geest
Poetry begint op zondagmiddag in het park.
dat zo'n internationaal poëziefestival paste bij de openheid en het karakter van de stad en dat het zijn invloed zou hebben op de verbetering van het literaire en culturele leven, op zijn minst op dat in Rotterdam.
Ons gebrek aan ervaring en middelen noodzaakte ons wel tot een samenwerking met anderen. Met instellingen en instituties, met het Holland Festival, met radio en televisie, maar daarin en daarbuiten vooral met mensen. Het Goethe-Institut in Rotterdam kwam met nagenoeg zijn complete personeel en apparatuur naar ‘de Doelen’ en bleef daar de hele week. Ze brachten ook nog geld mee. Zonder de financiële steun van Holland Festival en televisie zou er waarschijnlijk geen Poetry van de grond zijn gekomen.
De dichters kwamen: 23 uit 14 landen, waaronder ook enkele uit Nederland en
| |
| |
Vlaanderen. Er zaten bekende namen tussen, zoals die van Vasko Popa uit Joegoslavië, Eugène Guillevic uit Frankrijk, Lars Gustafsson uit Zweden, Zbigniew Herbert uit Polen, Peter Rühmkorf en Horst Bienek uit de Bondsrepubliek, Ernst Jandl en Friederike Mayröcker uit Oostenrijk, Christopher Logue en Adrian Mitchell uit Engeland, Carolyn Kizer en Galway Kinnell uit de Verenigde Staten, Vassilis Vassilikos uit Griekenland. Als Nederlandstalige dichters waren er Johnny van Doorn, Gerrit Komrij, Rutger Kopland en Willy Roggeman. Er waren ook voor ons nog onbekende dichters, zoals de Zuidafrikaan Dennis Brutus, de Spanjaard José Battlo en Rhydwen Williams uit Wales. En zonder dat wij daarop in eerste instantie uit waren, kregen wij met de laatstgenoemde dichter al meteen te maken met de kleine talen. Er was nog iets waarmee wij in dat eerste jaar al geconfronteerd werden: met dichters die om politieke redenen niet konden komen: toen bijvoorbeeld: Yannis Ritsos (Griekenland), Miroslav Holub (Tsjechoslowakije) en Günther Kunert (DDR). Het ging overigens ook wel eens om een andere reden niet door. Tennessee Williams bleef onderweg in Engeland steken omdat hij daar ander gezelschap had gevonden.
De dichters kwamen voor het grootste deel wel, maar het publiek liet het in eerste instantie afweten. Een slecht gevulde zaal en een directe televisieuitzending deden ons even twijfelen aan de mogelijkheden. Er bleef ons weinig anders over dan improvisatie ter plekke. Dat betekende dat er in de pauze verhuisd werd van de zaal naar de foyer van ‘de Doelen’, waar het publiek grotendeels op de vloer moest zitten met de dichters tussen hen in. Pas toen ontstond er een sfeer, kwam er leven en sloegen er vonken over. Het was ook het moment dat de dichters zelf bezit namen van het festival. Zij kwamen met eigen voorstellen en voerden die uit. Eugène Guillevic zong na
De Spaanse dichter Rafael Alberti leest tijdens het festival.
afloop van de voorleesprogramma's chansons, Vasko Popa trad op voor Joegoslavische arbeiders, Adrian Mitchell en Christopher Logue lazen gedichten in de haven, Ernst Jandl las voor op metrostations, er reed een poëzietram, de dichters en het publiek bleven na afloop van de leesavonden bij elkaar. Het gebeurde spontaan en er werd weinig aan georganiseerd. Aan het eind van de week sprak Eugène Guillevic over Poetry International als over ‘dit meest democratische festival’.
Die directe invloed van de dichters zou blijven, dat bleek bij het tweede festival in 1971. Pablo Neruda was er en nog dertig andere dichters. De Japanner Shuji Terayama bracht, totaal onverwacht, een complete toneelgroep mee. Hij had buiten ons om zelf voor hotelreserveringen gezorgd en gaf het publiek een adembenemende show cadeau. Het was het jaar dat de Indonesiër W.S. Rendra en de Duitser Giinter Bruno Fuchs een Nederlands publiek veroverden. Adrian Henri uit Liverpool zette het festival op zijn kop. Maar het was tevens voor het eerst dat alle teksten van de deelnemers in de oorspronkelijke taal en in Nederlandse vertaling voor het publiek beschikbaar werden gesteld. Op stencils en tegen de prijs (van toen) van een krant. Het was een idee van Aad Nuis, eigenlijk ging dit project ver boven onze krachten, maar het was wel een begin van een wereldpoëziebibliotheekje voor elke beurs. Wij hebben de ervaring dat de stencils, die er nu prachtig uitzien, door vele bezoekers bewaard worden. In gebundelde
| |
| |
vorm zijn ze na een festival voor bibliotheken te koop. Aan de vertalingen is in de loop der jaren steeds meer aandacht besteed en intussen zijn de beste vertalers bij dit deel van Poetry betrokken. Voor het ludieke element was er opnieuw aandacht: poëzie over de geluidsinstallaties van het Centraal Station, dichters in koetsjes door de stad, optredens op straat, inpassing in het Knaakfestival van alle disciplines. De Oostduitser Günter Kunert kwam met zijn vrouw een week na afloop van Poetry. Voor een vroeger vertrek had hij geen toestemming gekregen. De improvisatiekracht was groot genoeg om voor hem een speciale avond te organiseren.
De ideeën van dichters gingen doorwerken. Zij hadden niet alleen een belangrijke stem in de opbouw van de volgende festivals door suggesties te doen voor hun opvolgers, maar zij brachten nieuwe elementen in Poetry. Het vertaalproject was zoiets. Er werd in 1972 mee begonnen. Alle deelnemende dichters werden uitgenodigd in een soort workshop te werken aan de vertaling in hun taal van enkele speciaal hiervoor gekozen gedichten, die in de oorspronkelijke taal en in basisvertalingen in het Frans, Duits en Engels ter beschikking werden gesteld. Voor deskundige introducties werd van het begin af aan gezorgd. Het eerste vertaalproject was gewijd aan de poëzie van Paul van Ostaijen. Er werd aan meegewerkt door dichters in meer dan vijftien talen en de leiding was in handen van Gerrit Borgers. Men mag aannemen dat er voor het eerst vertalingen kwamen in het Arabisch en Zoeloe. Vele maanden later ontvingen wij uit Latijnsamerikaanse landen literaire tijdschriften met Van Ostaijen-vertalingen en ongeveer een jaar later verscheen in de Verenigde Staten een eerste Van Ostaijen-anthologie.
De vertaalprojecten spelen sindsdien een belangrijke rol in Poetry International. Er werden projecten gewijd aan de poëzie van de Keltische talen, aan die van Mexicaanse indianen en aan die in de Zuidafrikaanse talen. De bedreigde, verdwijnende, kleine of moeilijk toegankelijke talen hadden heel lang een zekere prioriteit. Daarvoor werden prominente dichters gekozen, die zelf aanwezig konden zijn: Abraham Sutzkever als jiddische dichter, Fazil Hüsnü Daglarca als Turk, Agusti Bartra als Catalaan, enz. Er is ook gekozen voor dichters uit grote(re) talen, zoals de Servokroaat Vasko Popa, de Duitser Erich Arendt en de Engelsschrijvende Ier Seamus Heaney. Wat de Nederlanders betreft is de poëzie van Gerrit Kouwenaar, Remco Campert en Leo Vroman thema geweest van een dergelijk project en er is door de buitenlandse dichters steeds enthousiast op gereageerd. Het is mogelijk dat enkele gedichten van Campert als eerste moderne Nederlandse in een Chinees tijdschrift zijn gepubliceerd. Er is daar intussen al het een en ander aan Nederlandse poëzie in Chinese vertaling gevolgd en voor een deel komt dit mede door Poetry.
Een ander project met een grote doorwerkingskracht was ‘Wishes, lies and dreams’ van de Amerikaan Kenneth Koch. Het is de basis geworden voor het plan ‘Kinderen schrijven poëzie’, waarmee nog steeds op Rotterdamse scholen gewerkt wordt.
Naast de vertaalprojecten en andere meer incidentele programma's kwam er het symposium over thema's met een directe relatie tot poëzie: de dichter in zijn taalgebied; poëzie als vorm van geschiedschrijving; censuur, enz. Intussen krijgen de symposia een steeds minder vrijblijvend karakter. Door prof. dr. J.J. Oversteegen wordt thans binnen Poetry International gewerkt aan een permanente vertaalketen, waarbij wordt uitgegaan van groepjes van drie dichters (onder wie steeds een Nederlandstalige), waarbij het werk van een van hen vertaald wordt, terwijl men zich tevens bezighoudt met het werk van een dichter uit een andere groep. Het is een vrij
| |
| |
De Indonesische dichter W.S. Rendra ontmoet landgenoten op het festival.
ingewikkelde methode, die echter op korte termijn tot verscheidene internationale publikaties in boek- of tijdschriftvorm kan leiden.
Naast de Poetry International-voorleesavonden waren er tien jaar lang binnen het festival z.g. National-avonden met een groter of kleiner aantal dichters uit Nederland en Vlaanderen. Begonnen werd in 1974 met nieuw talent. In 1975 waren het de Vijftigers en de dichters van Tijd en Mens, vervolgens kwamen door de tijdschriften gekozen dichters, etcetera. Sinds 1983 zijn er de landenavonden met dichters uit één taalgebied, dat overigens meer landen kan omvatten. Dergelijke avonden waren er intussen voor de nieuwe Britse poëzie, voor de contemporaine Italiaanse, voor de Portugeestalige (met Portugal, Brazilië en Guinée-Bissau), voor de Duitstalige (Bondsrepubliek, DDR en Oostenrijk) en de Hongaarse. Voor 1988 is een Israëlische avond gepland.
Elk jaar weer zijn er scholierenprogramma's op een of meer middagen en zijn er speciale poëziebijeenkomsten voor kinderen uit de culturele minderheden. Dat laatste is trouwens het begin geweest van de intussen massale manifestatie Poetry in het Park, die aanvankelijk geheel voor de in Rotterdam verblijvende minderheden bedoeld was. Nu komen er op zo'n multiculturele zondag tenminste 50.000 bezoekers naar het park aan de Westzeedijk in Rotterdam. De poëzie is er de laatste jaren wat verdrongen door de muziek en andere programma's.
Breyten Breytenbach ontvangt het eerste exemplaar van de bloemlezing ‘100 dichters uit 15 jaar Poetry International’ uit de handen van Adriaan van der Staay.
Er waren ook andere nevenwerkingen, zoals het begin van een tweetalige boekenreeks voor buitenlandse kinderen. Een andere, al sinds lang befaamde reeks is de Poetry International Serie, waarin poëzie uit vaak moeilijker toegankelijke talen binnen het bereik van een Nederlandstalig publiek wordt gebracht, en dat dan in een zeer fraaie vorm.
Hierboven werd al aangeduid dat Poetry International Rotterdam vanaf de oprichting te maken heeft gehad met dichters, die om diverse redenen niet konden komen. Omdat zij vervolgd werden, gevangen zaten of gewoon van hun autoriteiten geen toestemming of pas kregen. In Poetry heeft men zich het lot van deze collega's steeds aangetrokken, maar de directe betrokkenheid werd heel groot toen in 1975 Breyten Breytenbach, die in de Poetryorganisatie vanaf 1971 een eigen rol gespeeld had, in zijn geboorteland Zuid-Afrika gevangen werd genomen. Breytenbach werd toen, vanwege zijn vreedzame en geweldloze verzet tegen de Apartheid, tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld. Uiteraard werd er vanuit Poetry moeite gedaan om zijn invrijheidstelling te bevorderen, maar tevens werd berekend hoeveel oud-deelnemers aan Poetry International om redenen van ras, politiek of religie in hun leven moeilijkheden had gehad. Dat bleek met 26 % het geval te zijn.
Sinds 1979 kennen wij het Poetry International Eregeld, f 10.000, - groot en bestemd voor een dichter die om zijn poëtische werk een zware gevangenisstraf ondergaat. Het werd
| |
| |
De Surinaamse dichter Dobru op Poetry.
tot dusver negen keer toegekend. Mogelijk heeft het zes keer tot een lotsverbetering, respectievelijk invrijheidstelling kunnen bijdragen. De meesten van die dichters zijn alweer op Poetry geweest. Bij de Cubaan Jorge Valls en de Basjkirse dichter Nizametdin Achmetov uit de USSR kwam die bevrijding pas na meer dan twintig jaar. De Russische dichteres Irina Ratushinskaya, die ongeveer een jaar geleden werd vrijgelaten, hoorde bij haar tweede bezoek aan Rotterdam, nu tijdens Poetry '87, dat zij en haar man uit hun Sowjetrussische staatsburgerschap waren ontzet. Maar zij is in ieder geval vrij. Bij de toekenning van het Eregeld in 1986 moesten wij zelfs voor haar leven vrezen. Het Eregeld is evenals het festival als zodanig politiek volstrekt onafhankelijk. Dit heeft overigens het weinig pretentieuze Poetry veel ‘gezag’ in tal van landen bezorgd. Aan die onafhankelijkheid, die er indertijd door Adriaan van der Staay is ingebracht, is altijd consequent vastgehouden.
Poetry International is een dichtersfestival gebleven. Zij bepalen wat er gebeurt. Schrijvers en dichters hebben in de organisatie steeds een belangrijke rol gespeeld. J. Bernlef, Remco Campert en Willem van Toorn zijn niet alleen leden van de Poetry-werkgroep, maar zij presenteren en regisseren het festival. Door de jaren heen is Cees Buddingh' de gastheer van Poetry geweest en bepaalde hij in sterke mate het gezicht. Geertjan Lubberhuizen was tien jaar lang een van de meest centrale figuren. Het is aan deze auteurs en uitgever te danken dat Poetry kon blijven zoals het was opgezet, met altijd weer ruimte voor vernieuwing en experiment. Maar zo'n rol speelt Bert Schierbeek nog altijd, en Jan Eijkelboom. Judith Herzberg is door de jaren heen een sleutelfiguur in deze manifestatie gebleven.
En dan zijn er de intussen vele tientallen vrijwilligers, die de organisatie dragen - vanaf de verkoop van het drukwerk tot en met zeer gespecialiseerd werk in de redactie. Het personeel van Grandhotel Central heeft Rotterdam de naam van een wel zeer gastvrije stad bezorgd.
In de vormgeving en inrichting was de beeldend kunstenaar Gust Romijn vele jaren achtereen de centrale man. Met weinig geld wordt er iets groots verricht. Dit jaar zorgde de Rotterdammer Joop van Meel met meer dan zeventig van zijn kunststudenten voor een volledige metamorfose van ‘de Doelen’. Toen Poetry International enige jaren geleden niet zeker was van zijn voortbestaan in de eigen vorm waren het de Rotterdamse kunstenaars die een actie startten en daarvoor eigen werk beschikbaar stelden onder het motto: Poetry International moet blijven! De opbrengst van hun werk maakte de oprichting van het Poetry International Archief mogelijk, dat gerund wordt door vrijwilligers en zich nu ontwikkelt tot een breed opgezet documentatiecentrum. Er staat deze studenten een databank voor de internationale poëzie voor ogen. Men heeft de beschikking over zeer uiteenlopend materiaal.
Dit jaar werden de eerste stappen gezet op de weg naar verzelfstandiging. Poetry International Rotterdam gaat voortaan op eigen benen verder, met steun van de gemeente Rotterdam, van het Ministerie van WVC en hopelijk van vele anderen. De bureaubezetting be- | |
| |
staat doorgaans uit twee medewerkers, maar die worden bijgestaan door een vaste kern van vrijwilligers en in de piekperioden door een of twee secretaresses. En dan is er de steun van de werkgroep, van het bestuur en vele andere vrienden.
Er kan worden teruggezien op een mooi Poetry '87 met een extra accent op de Hongaarse poëzie, met diverse tentoonstellingen van buitenlandse en ook van eigen kunstenaars. De betrokkenheid van alle deelnemers was weer groot, ze kwamen opnieuw uit de hele wereld: uit Nicaragua en Brazilië, uit de DDR en de Bondsrepubliek, uit Korea en Japan, uit Turkije en Congo-Brazzaville, uit heel West-Europa en de Verenigde Staten. Het symposium van Jaap Oversteegen werd een atelier, waarin verschrikkelijk hard werd gewerkt en waarin, volstrekt onverwacht, al meteen resultaten werden bereikt. Het waren wederom dichters, schrijvers en vrijwilligers die veel, meer dan verwacht mocht worden, mogelijk maakten. En daarvoor zijn wij ook de Nederlandse en Vlaamse collega's veel dank verschuldigd.
Poetry International Rotterdam gaat verder. Niet altijd zonder problemen, soms zelfs met heel grote moeilijkheden. Maar door alle jaren heen is er steeds opnieuw steun en hulp gevonden, wel eens op het laatste nippertje. De relatie met de deelnemers blijft, ook met die uit de beginjaren. Poetry is een ontmoetingsplaats geworden door dichters uit de hele wereld. Ook door de buitenlandse media - pers, radio en televisie - wordt er veel aandacht aan geschonken. Dagelijks zijn er brieven van deelnemers en oud-deelnemers, die soms met elkaar weer samenwerkingsverbanden hebben opgezet. Ze houden zelf het festivalbureau in Rotterdam er van op de hoogte. Het lijkt de basis van het voortbestaan. Maar daarvoor is tevens de steun van heel velen nodig.
|
|