De mens is wat hij doet (Nic Bal)
In 1981 ging Nic Bal, directeur-generaal van de BRT-televisie, met pensioen. Met hem verdween een van de pioniers van het beeldmedium die zijn carrière na de bevrijding bij de radio was begonnen en in 1953 bij de televisie voortzette. Van die succesvolle carrière is De mens is wat hij doet het getuigenis. In het Woord vooraf stelt Bal duidelijk dat De mens is wat hij doet geen geschiedschrijving is, maar zijn ‘herinneringen zijn aan de Belgische omroep, persoonlijk en subjectief, om niet egocentrisch te zeggen’.
De herinneringen uit deel I De herboren radio spreken erg aan omdat de maatschappelijke context, die voor de lezer bijzonder herkenbaar is, sterk op de voorgrond staat: het einde van de oorlog in België, de capitulatie van Duitsland, de repressie, de wederopbouw en enige tijd later de koningskwestie. Een stuk geschiedenis met de radio als invalshoek, zou je het kunnen noemen. Bal heeft in de periode tussen de bevrijding van België en de capitulatie van Duitsland zo ongeveer heel Europa afgereisd en hij legt er als bevoorrechte getuige een heel menselijke getuigenis van af, soms met verrassende en grappige anekdotes. De meest groteske anekdote is wel die over zijn bezoek aan Berlijn in 1945. Samen met zijn Franstalige collega Pilippet slaagde Bal erin in de Rijkskanselarij, die in de voor westerlingen niet toegankelijke en streng bewaakte Russische sector lag, binnen te dringen en met heel wat ‘souvenirs’ uit Hitlers werkkamer weg te komen. Voor Philippet was zelfs een meer dan twintig kilo wegende buste van Hindenburg niet te zwaar.
In het tweede deel van Bals memoires Het kleine mirakel televisie is de focus meer gericht op het medium zelf. De maatschappelijke context is minder aanwezig. De lectuur van dit deel is wel veel taaier want deze herinneringen zijn soms teveel een kroniek waarin programma's en programmamakers, die voor de lezer van vandaag in veel gevallen niet meer dan vage namen zijn, de revue passeren. De herinneringen in dit tweede deel missen af en toe perspectief. Ze onttrekken zich te weinig aan de feiten. Het beschouwende element dat de contouren van het medium zichtbaar moet maken, ontbreekt wel eens. De feiten worden te weinig door visie geprofileerd. Een uitzondering hierop vormen de hoofdstukjes die handelen over de grote vraagstukken waarmee de BRT werd en nog steeds wordt geconfronteerd: de verpolitisering van de omroep, de omroepwet en het omroepmodel, de objectiviteitsplicht van de nieuwsdienst, de partijpolitieke oekazes, de financiële euthanasie die de overheid op de BRT toepast en het doorbreken van het omroepmonopolie. Het mooiste voorbeeld van partijpolitieke oekaze dateert uit de schoolstrijd. De Minister van Binnenlandse Zaken schreef, duidelijk in strijd met de omroepwet, de BRT-nieuwsdienst toen voor de grote betoging tegen de regering te Brussel dood te zwijgen; erger zelfs, er moest gezegd worden dat er, hoewel Brussel zwart van het volk zag, helemaal geen betoging was geweest. De minister kreeg het niet gedaan, maar dit gegeven illustreert duidelijk dat het de politiek toen al te doen was om de macht over het medium. Ook bij de politisering van de omroep, waarbij de politieke partijen partijvriendelijke mensen op sleutelposities willen laten benoemen, gaat het om macht, ook al is die politisering oorspronkelijk bedoeld om ideologische discriminatie te voorkomen. In de huidige discussie over het doorbreken van het omroepmonopolie gaat het eveneens om macht. Alleen speelt hier, zoals Bal terecht opmerkt, het element
commercie ook nog een grote rol. Voor Bal is het duidelijk dat de slopers van de openbare omroep de verdwazing van het Vlaamse volk op hun geweten zullen hebben. Deze hoofdstukjes zijn een schuchtere poging tot geschiedschrijving. Het is jammer dat Bal in zijn memoires niet meer deze richting is uitgegaan. Een geschiedschrijving van de BRT is er immers nog altijd niet en door zijn functie, waarin hij het beleid van de BRT mede heeft bepaald, was Nic Bal in de bevoorrechte positie om alvast een bijdrage te leveren tot het opvullen van deze leemte. Het is te hopen dat hier op korte termijn eindelijk eens werk van wordt gemaakt.
Werner Duthoy
nic bal, De mens is wat hij doet. BRT-mémoires, Kritak/Fonds Leo Magits, Leuven, 1985, 386 p.