sen industrie en universiteit, de felle groei van het aantal academici en de toenemende werkeloosheid van de afgestudeerden. Deze constatering alleen al getuigt van de bijzondere allure van deze rector: voor hem was de universiteit geen ivoren toren maar veeleer de arena waarbinnen de vele duels van de recente Belgische geschiedenis werden uitgevochten. Dit fenomeen is uiteraard niet te danken (of te wijten) aan P. De Somer zelf, maar hij heeft wel de grote verdienste gehad geen enkele confrontatie met de problemen van de eigentijdse maatschappij uit de weg te gaan.
Hoe lucide zijn analyses ook zijn van de vele problemen waarmee hij te maken kreeg, toch blijkt ook hij een kind van zijn tijd te zijn. In het allereerste artikel, van 1960, getiteld Geloof en Wetenschap, wordt wetenschap impliciet gelijkgesteld met exacte wetenschap, in het bijzonder met de biochemische. Gedragswetenschappen en menswetenschappen lijken thuis te horen in het weliswaar belangrijke maar niet exact te vatten domein van ‘het geloof’. Anderzijds ‘gelooft’ hij dan wel in de wetenschap als bron van welvaart, rijkdom en macht! Een typisch neo-positivistische houding die bij een gelovig man als De Somer leidt tot een sterke spanning tussen zijn bewondering voor de zogenaamd objectieve en waardenvrije exacte wetenschap en zijn verknochtheid aan een aantal humanistische en religieuze waarden. Het conflict tussen beide denkwerelden vindt men haast permanent terug in de inaugurale redes van de rector tot in de schitterende toespraak tot paus Johannes-Paulus II te Leuven op 20 mei 1985. Hier vindt deze problematiek haar eindpunt in een voldragen synthese die recht doet aan de eisen van elk onderzoek zowel als aan de specifieke opdracht van een katholiek onderzoekscentrum (blz. 253).
In hem verschijnt een nieuw type Vlaming: niet meer de romantische dweper met stoere leuzen over ras en volk, maar een zakelijk man die het onafwendbare onder ogen durft te zien, een dokter die weet dat de juiste diagnose de enige kans biedt op een juiste therapie. Geen technocraat echter: alhoewel hij vond dat de katholieke Vlaming nog te veel belang hechtte aan waarden en te weinig aan waarheden kwam hij op voor echte waarden zoals de algemeen-culturele ontvoogding van Vlaanderen, voor de bloei van het wetenschappelijk onderzoek en dit boven alle ideologisch, klerikaal en antiklerikaal gekrakeel. Zo kon hij reeds in '64 pleiten voor een betere financiering van zijn ideologische tegenspeler de V.U.B., voor de oprichting van een concurrent, de universiteit te Antwerpen (blz. S0), voor gespreide kandidaturen die geen kopie zouden zijn van de bestaande (blz. 52); later ook, als rector, voor democratisering en laïcisering van de beleidsorganen (blz. 65), voor integratie van N.U.H.O. en Universiteit (blz. 128). Zijn bezorgdheid om te beletten dat de K.U. Leuven zou verkommeren tot de Universiteit van het Hageland strekte zich uit tot het gehele nationale wetenschapsbeleid. Meerdere keren bezwoer hij de politieke instanties om de universitaire activiteiten niet te prangen in een dwangbuis van allerhande beperkingen. Naast en boven de rechtmatige controle van de besteding van de gemeenschapsgelden moet er ‘voldoende ruimte blijven voor de eigen ratio van de universiteit als liberaal-kritisch eiland in de maatschappij’ (blz. 153).
Uit het geheel van deze toespraken komt rector De Somer naar voren als de man die de K.U. Leuven zonder al te traumatiserende chirurgische ingrepen wist te genezen van kerkelijk autoritaire uitwassen en van academisch narciscisme. Hij gooide de poorten open naar andersdenkende onderzoekers, naar de maatschappelijke problematiek, naar het internationale wetenschappelijk bedrijf. Intern versoepelde hij de beleidsstructuren en gaf aan de vele geledingen - studenten incluis - medezeggingschap naar rato van hun medeverantwoordelijkheid. Dit boek biedt een staalkaart en een scherpe analyse van twintig jaar bewogen geschiedenis, specifiek universitaire zowel als algemeen Belgische.
Vic Nachtergaele
p. de somer, Een visie op de universiteit, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1985, 329 p.