ontketent a.h.w. een zingend Vlaanderen. Onder de impuls van enkele componisten-beeldenstormers begint de nationale strekking echter aan kracht in te boeten; meer en meer componisten schrijven nu muziek om haarzelf, los van elke Vlaamse ideologie. De jongste decennia wordt die trend voortgezet. ‘Het strijdend en volksvormend element in de Vlaamse Beweging via de muziek is nog maar een miniem onderdeel van het totale beeld van het muziekleven. (...) Een groot aantal componisten biedt werk aan volgens een heel gamma uiteenlopende expressiemogelijkheden; het concertgebeuren is een internationale business geworden’.
Omdat het boek gepubliceerd werd in samenwerking met het Algemeen Nederlands Zangverbond, ligt het voor de hand dat de auteurs voortdurend verwijzen naar de plaats van b.v. de Zangfeesten in het muzikale leven van die periode en dat het overzicht wordt afgesloten met een flinke brok geschiedenis van de werkwijze en de evolutie in het ANZ.
Na de historische schets en het onderzoek naar de wisselwerking tussen muziek en Vlaamse Beweging stellen de auteurs vast dat de Vlaamse gedachte tot een heel eind in de twintigste eeuw voordeel heeft gevonden bij het gebruik van de muziek, vooral van de vocale muziek. Anderzijds heeft de Vlaamse Beweging ook een rijk en uitgebreid concert- en muziekleven op gang gebracht. Toch vertoont die wederzijdse bevruchting enkele schaduwzijden, zoals de overaccentuering van de vocale muziek en de verminkte toepassing van Benoits ideeën. ‘Het volkse lied, het primaire stadium in het hele leerstelsel van Benoit dat als einddoel een totale volksontwikkeling op muzikaal vlak voor ogen hield, werd bij zijn opvolgers het hoofddoel op zich en de uitbouw van het eigenlijk volksopvoedend systeem ging in naam van de Vlaamse Beweging voor decennia verloren. De geniale visies van Benoit zijn grotendeels dode letter gebleven door toedoen van hen die hem zo bewonderden’. Gelukkig - zo constateren de auteurs - is de jongste jaren het tij langzaam aan het keren. Maar om de dikwijls genoemde ‘verheffing van het Vlaamse volk’ uiteindelijk te kunnen realiseren, moet men in de directe toekomst serieus werk maken van de muziekopvoeding op school, en in de volwassenenvorming een volwaardige plaats toekennen aan de internationale ontwikkelingen, de eigentijdse produktie en het werk van de eigen Vlaamse componisten zowel uit het heden als uit het verleden. ‘De Vlaamse Beweging heeft in haar muzikale activiteiten Benoit steeds als hét grote voorbeeld vooropgesteld, maar heeft hem daarbij ten dele verloochend. De meest zinvole binding die de Vlaamse Beweging vandaag nog tegenover muziek kan hebben ligt in de ijver voor de realisatie van de principes van haar levenswekker.’.
Het boek is vlot geschreven. Het geeft een brede kijk op 150 jaar muziekleven in Vlaanderen. De documentaire waarde ervan wordt aanzienlijk verhoogd, doordat tal van oorspronkelijke geschriften en andere eigentijdse documenten als illustratie- of bewijsmateriaal het algemene beeld verlevendigen en uitdiepen. Het lied in ziel en mond is een uitgave die een leemte vult en tevens een solide en veilige informatiebron biedt. Jammer dat er geen register van personen en zaken aan werd toegevoegd en dat enkele drukfoutjes de tekst ontsieren.
Hugo Heughebaert
hendrik willaert - jan dewilde, Het lied in ziel en mond, Lannoo, Tielt, 1987, 160 p.