wat tekst als handeling betreft, zeer drastisch gereduceerd, zodat de personages vooral in hun zieligheid en karikaturale beperktheid getoond werden. Hoewel deze produktie al te fragmentarisch uitviel, getuigde zij van een gedurfde aanpak. Minder geslaagd, maar eveneens ingegeven door de wil om een traditionele tekst te ontmaskeren, was het door Jacky Tummers geregisseerde Twee van de drie van Eugène Labiche.
De niet helemaal geslaagde, maar interessante enscenering van Hart van IJzer (1980) van de Westduitse Gerlind Reinshagen, viel op door de originele, op theatrale metaforen gerichte stijl. Dit stuk, dat zich afspeelt op een kantoor, toont een aantal mensen die allen hun problemen en verlangens hebben. De losse, korte scènes weerspiegelen het versplinterd bestaan van de personages, op zoek naar betekenis en houvast in het leven. Het ietwat onwezenlijke decor, dat ook enkele weinig functionele elementen bevatte, paste wel bij de speelstijl, waarin herhaaldelijk symbolische acties geïntegreerd werden.
Met De dood van Tarjelkin (1869) van de Russische auteur Suchovo-Kobylin vestigde het R.V.T. de aandacht op een vrij onbekend, maar niet oninteressant stuk, dat een scherpe satire brengt op de tsaristische politiemethoden en op de bureaucratische corruptie waartegen de antiheld moet opboksen. Dit werk kon pas in de oorspronkelijke versie opgevoerd worden door Meyerhold in oktober 1917.
In diens geest ook regisseerde de Oostduitser Horst Hawemann het stuk voor het R.V.T. Een erg speelse theatraliteit karakteriseerde deze produktie.
Een volgehouden speelsheid bepaalde ook de sfeer van
Wildespele (Voulez-vous jouer avec moi) van Marcel Achard, dat in een regie van Dimitri Dupont gecreëerd werd. Het hele concept berustte op visuele humor en op een clowneske sfeer. De twee aanbidders van de grillige Isabelle
‘Wildespele?’ van Marcel Achard door het Reizend Volkstheater.
werden trouwens als circusclowns voorgesteld. De in de bewerking door Pjeroo Roobjee gehanteerde kunsttaal droeg bij tot het enigszins absurde karakter van het geheel.
In deze voorstellingen vindt men geen voor de hand liggende gemeenschappelijke noemer. Wat wel opvalt is, dat telkens het gemakkelijke realisme uit de weg wordt gegaan. Zelfs in het recente Jozef en Maria van Peter Turrini (regie: Bob Snijers) - een overigens oppervlakkige opvoering van een al te schraal werk - waren enkele momenten ingebouwd waarin de directe werkelijkheid overschreden werd. Voor elk stuk wordt blijkbaar gezocht naar een adequate beeldentaal.
De soloproduktie Nijinski, waarin Marc Steemans in de regie van Martine Boni de rol van de Russische danser speelde, muntte uit door de esthetische zorg en de sobere, maar indringende vertolking. Dit werkstuk was gebaseerd op fragmenten uit het dagboek dat Nijinski schreef in de periode dat hij aan schizofrenie begon te lijden. Door de beheerste stilering en de trefzekere mimiek slaagde de acteur erin het getormenteerde zoeken naar kosmische eenheid van de danser weer te geven.
Dit vernieuwend werk belet het R.V.T. niet tegelijkertijd het traditionele volkstheater in ere te houden en ook hier een zekere creativiteit in de hand te werken. Zo creëerde het Leo Rozenstratens Aandacht! Renners in aantocht! en onlangs nog Lili en Marleen, een ‘bevrijdingskomedie’ van Walter van de Velde. Een niet onaardig experiment was ook de produktie van Shakespeares Richard III in een Antwerpse versie door Wannes van de Velde. De keuze voor het dialect in dit erg formeel en vaak zelfs ceremonieel koningsdrama bracht onvermijdelijk een aantal stijlbreuken mee. Toch boeide het geheel van de voorstelling, en dit niet het minst dank zij de vertolking door Rik Hancké die zowel de zelfverzekerde showman als de humorloze tiran in het hoofdpersonage liet zien. Er werd ook op originele wijze gebruik gemaakt van maskers en karikaturale poppen, hetgeen goed aansloot bij het Grand Guignol-aspect van het drama.
Het R.V.T. is duidelijk zijn mogelijkheden aan het aftasten. Er gaat van het gezelschap een nieuwe dynamiek uit, zodat we met belangstelling uitkijken naar het volgende seizoen, waarvoor een interessant repertoire met grote uitdagingen, zoals Ibsens Hedda Gabber en Middletons The Changeling, werd samengesteld.
Jozef de Vos