Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 599]
| |
nieuws. De nuchtere en serieuze wetenschappelijke aanpak waarmee het team van het R.R.P. (Rembrandt Research Project) bij het opstellen van het RembrandtCorpus monteel zijn oeuvre tracht te herleiden tot zijn historische werkelijkheid, wekte beroering, vooral omdat de sensatiezucht de pers weer regelmatig parten speelde. Het resultaat is dat de rechtgeaarde kunstliefhebber na berichten dat nu ook al een schilderij als de Berlijnse Man met de helm geen authentieke Rembrandt is, bij ieder museumbezoek zijn kunstgenot vergald ziet door de nodige twijfels of scepsis. Blijkbaar heeft Christian Tümpel bij het samenstellen van zijn Rembrandtboek daar rekening mee willen houden, ook al wist hij al zestien jaar dat de Man met de helm, een 19e-eeuwse toeschrijving van Bode, geen Rembrandt was. De auteur is dus niet de eerste de beste: hij is al lang met het onderwerp bezig en bewees zijn wetenschappelijke waarde o.m. met de boeiende tentoonstelling God en de Goden (Washington - Amsterdam - New York 1981). Ook nu getuigt een - overigens beknopte - oeuvrecatalogus aan het eind van het werk (pp. 387-433) van het gedegen onderzoek waarop de schrijver zich baseerde bij de redactie van zijn boek. Tümpel beroept zich bij zijn selectie graag op zijn persoonlijk inzicht, maar doet dit met kennis van zaken en met respect voor wat de anderen vóór hem deden. Ook refereert hij erkentelijk naar wat hij aan het R.R.P. schatplichtig is.Ga naar eind(1) Met het eigenlijke tekstgedeelte wendt Tümpel zich tot een ruim lezerspubliek, waarvan hij schijnt te verwachten dat het in eerste instantie het boek vooral aandachtig en met genoegen zal doorkijken. Het is dan ook rijk geïllustreerd en de reprodukties zijn doorgaans goed verzorgd. Daar tussendoor geeft de auteur een beeld van Rembrandts leven en werken aan de hand van 45 korte hoofdstukjes. Hierbij heeft hij de biografische chronologie aangehouden, maar tegelijkertijd vormen deze hoofdstukjes capita selecta, waarbij nu eens een levensmoment van de schilder, dan weer een persoon waarmee hij contact had, of een bijzonder werk in zijn oeuvre, centraal staat. De toon van de tekst is die van de verteller, die a.h.w. aan de hand van een lange diareeks de belangrijkste aspecten van de schilder, zijn omgeving en zijn werk toelicht. Deze verhalende toon ondersteunt als vanzelfsprekend het aspect dat de auteur centraal stelt in zijn betoog: Rembrandt als beeldend verteller. Tümpels Rembrandt is een gezellig boek geworden dat aan de Rembrandt-liefhebber weer wat ruimte geeft voor zekerheden rond zijn idool. Het contrasteert in dit opzicht sterk met Gary Schwartz' spitse Rembrandt monografie van 1984. Het procédé om het betoog via korte hoofdstukjes aan te bieden, heeft als voordeel dat het boek zich als een verzamelbundel Rembrandt-opstellen laat lezen; een nadeel is echter dat het geheel af en toe wat verbrokkeld overkomt. Bepaalde feiten worden soms nodeloos herhaald en de verteller had blijkbaar zijn goede én minder goede dagen. - Of speelde de vertaling uit het Duits hem hier parten? - Er zijn, zij het niet al te dikwijls, storende gedachtensprongen en na menig hoofdstukje bekruipt je het gevoel dat er heel wat meer te vertellen viel, waarbij een vrij schaars notenapparaat je nauwelijks verder helpt. Wat ik ook miste, is een degelijke inleiding met een status quaestionis en een woordje uitleg over de evolutie van het Rembrandt-onderzoek: al was het maar sedert J.A. Emmens' bijdragen en de intussen klassiek geworden monografie van H. Gerson uit 1968. Het zou de lezer ongetwijfeld geholpen hebben om zich bij de lectuur van dit boek te oriënteren. Het had hem op weg kunnen helpen wat betreft die aspecten die in het boek niet of te weinig aan bod konden komen, zoals Rembrandt als tekenaar, de Rembrandtvolgelingen. Het boek verscheen in de Nederlandse, Duitse, Franse en Engelse uitgave. Twee hoofdstukken zijn van de hand van Astrid Tümpel.
Paul Huvenne. christian tümpel, Rembrandt, Mercatorfonds, Antwerpen, 1986, 448 p. |
|