Rik Wouters, ‘Strijkende Vrouw’, 107 × 123 cm, 1912, Antwerpen, Kon. Museum voor Schone Kunsten.
aansporing van deze geneesheer heeft Nel Wouters zich trouwens destijds, om therapeutische redenen, tot een geboren biografe ontpopt. Kunstkringen hebben haar enkele idealiserende vertekeningen verweten, maar men mag toch blij zijn met haar omstandige getuigenis en met Riks brieven die zij angstvallig heeft bewaard en voor onderzoek heeft vrijgegeven.
Toch kan het goed geschreven biografische essay van Roger Avermaete het artistieke raadsel van Rik Wouters niet integraal tot een oplossing brengen. Hoe zijn de polen van dat werkzame leven met elkaar to verbinden: het tragische lot van de begaafde kunstenaar, zoals het gemonumentaliseerd werd in het Zelfportret met zwart verband (1915) na de zware tweede chirurgische ingreep in een kliniek in Amsterdam, en zijn kleurendronken communie met het licht? De bloei van het oeuvre heeft amper negen jaar geduurd. Véél is dat niet. Pas in 1909 heeft hij, via reprodukties, werk van Cézanne onder ogen gekregen, en het duurde nog tot in 1912 voor hij er persoonlijk contact mee kreeg. Twee jaar later kwam de oorlog, werd hij gemobiliseerd, nam hij deel aan de veldtocht, ontkwam aan de Duitsers en werd in Nederland geïnterneerd. Begin 1915 sloeg de ziekte toe, en binnen het jaar of iets langer volgden drie operaties, die hem fataal werden. De bloemen die men naast zijn ziekbed had geplaatst, verloren hun glans, schrijft Nel Wouters. Het doet even denken aan Vincent van Gogh en aan zijn zelfportret met het geschonden oor.
Bestaat er misschien ergens in de biologie een ongeschreven wet die de intensiteit van de artistieke bloei bepaalt in functie van de levensduur? En heeft de betrokken kunstenaar daar een vermoeden van?
Gaby Gyselen
roger avermaete, Rik Wouters, uitg. Jacques Antoine, Brussel, 1986, 294 p. (Nederlandstalige en Franstalige uitgave).