Als God niet bestaat en de hemel leeg is.
Het verzameld werk van Jacoba van Velde
Bij uitgeverij Querido, Amsterdam, is het
Verzameld Werk van Jacoba van Velde verschenen. Het oeuvre is zo beperkt van omvang, twee romans en tien verhalen, dat het past in een boek van 225 bladzijden, waarbij dan nog een leerzaam
Nawoord komt, van August Hans den Boef. Het geeft geen compleet beeld van de literaire activiteiten van de schrijfster, die bij velen hoofdzakelijk bekend is als vertaalster, speciaal van Beckett, wiens romans en toneelstukken zij in het Nederlands vertaalde en voor wie zij in zijn beginperiode als literair agente optrad. Zij heeft daarnaast veel modern Frans werk vertaald, en soms ook uit het Engels. Dat die vertalingen van hoge kwaliteit zijn wordt algemeen erkend, maar veel minder bekend is dat voor haar oorspronkelijk werk hetzelfde geldt. En toch is zij, zoals Den Boef het uitdrukt ‘auteur van een van de weinige naoorlogse wereldsuccessen in de Nederlandse literatuur’. Hij duidt dan op de roman
De grote zaal, die in 1953 verscheen en sindsdien zeven maal is herdrukt: een totale oplage van 75.000 exemplaren. Het boek werd vertaald in het Frans, Engels, Duits, Italiaans, Noors, Zweeds, Fins, Spaans, Afrikaans, Servokroatisch en Pools. In Polen werden er bewerkingen van gemaakt voor radio zowel als voor televisie. Simone de Beauvoir heeft over
La grande salle geschreven dat het zeer goed het leven in een bejaardentehuis weergeeft. Dat klinkt uit die mond als een compliment, maar daarmee is over de roman toch onvoldoende
Jacoba van Velde (1903-1985).
gezegd. In het boek zijn namelijk twee ik-verhalen verknoopt. Het eerste is het verhaal van een oude vrouw die haar laatste dagen slijt in een verzorgingshuis voor bejaarden, ergens in Nederland. Ze bevindt zich temidden van lotgenoten van wie zij de ellende en het verval van nabij kan waarnemen. Het tweede verhaal wordt verteld door haar dochter, die met haar man ver weg woont, in Parijs, en die haar moeder tot haar spijt dus maar incidenteel kan komen bezoeken. Door die naast-elkaarplaatsing van het moeder-verhaal en het dochter-verhaal is het boek een echte vrouwenroman, waarin een liefderijke moederdochter-relatie aan de orde komt en ook de ontwikkeling naar grotere zelfbewustheid en maatschappelijke emancipatie die de moderne vrouw in het tijdsbestek van één generatie heeft doorgemaakt. Nog is de fundamentele thematiek van de roman daarmee niet aangegeven. Die betreft de uiteindelijke eenzaamheid, het gevoel van verlorenheid en verlatenheid dat de mens kan overvallen tijdens zijn leven, vooral aan het eind. De laatste woorden van de stervende oude vrouw zijn: ‘God! Help me! Laat me niet alleen dwalen in die duisternis waar ik geen weg weet en die voor mij onbegrijpelijk is’. Dit aangrijpende ‘Eli, Eli, lama sabachtani’ laat zien dat
De grote zaal meer is dan een roman over bejaarden of over vrouwen; hij gaat over de menselijke conditie in het algemeen. Wat dat betreft is de verwantschap met het werk