Een zuil van zout
Er lijkt in de Vlaamse literatuur een debutantenslag aan de gang te zijn. Enkele fel concurrerende uitgeverijen doen goed hun best om elk met het beste debuut te komen aandraven. Dat kan natuurlijk stimulerend werken op potentieel of jong talent en in die zin is dit dan ook een positief verschijnsel. Minder positief is evenwel dat men dan ook gemakkelijk minderwaardig of onrijp werk gaat uitgeven om toch maar gelijke tred te houden met de concurrenten. Ik maak me die bedenking bij de lectuur van
Een zuil van zout door Kristien Hemmerechts, een van de nieuwe aanwinsten van uitgeverij H, die bovendien ook reeds door een bekend weekblad, bij monde van een van zijn gelijkhebberige medewerkers, regelrecht de literaire hoogte werd ingeprezen. Ik heb mijn reserves. De eerste bladzijden van deze korte roman zijn ronduit goed geschreven, en het zou dus best kunnen dat de juryleden die het boek bekroond hebben, en de bedoelde criticus, zich tot de introductie hebben beperkt en daarop hun oordeel hebben gebaseerd. Maar voor wie verder leest, is
Een zuil van zout een ware ontgoocheling. Het is een schraal verhaal vol overjarige ingrediënten en met personages die nooit echt tot leven komen. Centraal staat een jonge vrouw van Belgische nationaliteit, Anna, die in Amsterdam studeert of daar zou moeten studeren want haar vriendin maakt zich daaromtrent nogal wat zorgen. Op een dag krijgt zij bericht dat haar vader, een weduwnaar, is overleden en zij keert dus naar haar geboorteland terug. Zoals zij waarschijnlijk in Amsterdam heeft geleerd, moet zij in Vlaanderen dwars gaan liggen en o.m. tijdens de begrafenisplechtigheid voor opschudding zorgen door weg te lopen. In plaats daarvan besluit zij haar demente grootmoeder in het rusthuis op te zoeken. Het beeld dat we op die manier van Anna krijgen is dat van een rusteloze, ontevreden en vooral onvolwassen vrouw die
Kristien Hemmerechts (o1956).
vergeefse pogingen doet om volwassen over te komen. En hier al loopt de psychologische duiding van het hoofdpersonage mank: de reële achtergronden van die malaise worden door de schrijfster niet of onvoldoende gedetecteerd en de eigenzinnigheid van het personage - die eigenlijk uniciteit zou moeten zijn - blijft onverklaard.
Maar het verhaal is nog niet afgelopen. Wanneer Anna naar Amsterdam terugkeert, ontmoet zij een Amerikaanse globetrotter die nogal anachronistisch aandoet, en die maar meteen bij de twee vriendinnen intrekt. Blijkt daarna dat Anna zwanger is. Alweer die psychologische lacune, dat achterwege blijven van enige redelijke verklaring van gevoelens, van gedachten en intenties. En dan neemt Anna het besluit dat haar kind in België geboren zal worden. Zij zal in Grimbergen tegen Brussel het ouderlijk huis betrekken en er haar zwangerschap beleven. Dat het kind dood op de wereld komt, is een tragische noot voor het slot, relevant is het verloop van de zwangerschap die contrapuntisch wordt geplaatst tegenover het regelmatige bezoek aan de roerloze grootmoeder in het rusthuis. Hoop en leven tegenover dood, aftakeling, onverschilligheid. Verleden tegenover toekomst. Op dat complexe terrein probeert Anna haar eigen leven af te bakenen en het een zin mee te geven.
Symbolisch daarbij is het thema van de kranteknipsels die