weet, en dat is: ik denk het alleen maar te weten. Vertalen is dikwijls een kwestie van raden. Vaak een kwestie van verkeerd raden. Ver-raden dus. Flauw grapje, toegegeven, maar probeer dat maar weer eens in het Frans, Italiaans, Engels of voor mijn part Swahili te vertalen. U zult er uw handen aan vol hebben. Raad ik.
Het antwoord op vraag b. luidt: ja, ik vind dat dat moet, want anders zijn we bezig met louter parafraseren. Dit was het eerste antwoord op vraag b. Het tweede antwoord op vraag b. luidt: Nee, om de eenvoudige reden dat het onmogelijk is. Het derde antwoord op vraag b. luidt: ja, althans zoveel mogelijk en het is de taak van de vertaler de meest relevante bijbedoelingen weer te geven, met het gevaar dat hij of zij niemand geheel tevreden zal stellen met zijn of haar opinie van wat relevant is. En zo mogelijk moet hij of zij in ieder geval navertellen wat er staat.
Ik denk dat de meeste vertalers zullen vinden dat het derde antwoord, het compromis dus, het enig werkbare is. Uitzondering is bijvoorbeeld Peter Kooij, bekroond in 1984 wegens zijn vertaling van Der Butt van Günther Grass; hij vat de taak van de vertaler expliciet als die van herschepper op, die een persoonlijke, op eigen artistieke inzichten gebaseerde keuze maakt uit de mogelijkheden die het origineel biedt. Ik weet niet of binnen die opvatting ook ruimte is voor het idee dat de intrige van een boek in vertaling zou mogen verschillen van die van het oorspronkelijk werk. Maar ook wat de adepten van het compromis-standpunt betreft; het zal van zijn of haar persoonlijke voorkeuren afhangen hoever hij of zij van de veronderstelde bijbedoelingen in het origineel wenst af te wijken. En natuurlijk hangt het ook van het type tekst af dat vertaald moet worden. Poëzie, waarin hoofd- en bijbedoelingen niet uit elkaar te houden zijn, moet anders worden vertaald dan een zakenbrief (Een zakenbrief in vertaling heeft trouwens weer zijn eigen problematiek: de zender doet er goed aan zijn geschriften aan te passen aan de briefcultuur van de ontvanger, opdat deze zich niet beledigd, verontwaardigd, of aangevallen voele).
Vertalen wat er staat, zei Van het Reve, niet meer en niet minder. Iedere vertaler weet dat je op een gegeven ogenblik voor de keuze staat om óf meer óf minder te vertalen. Hoe vertaalt u uit het Fransje je lui dirai, als fragment van een conversatie die iemand toevallig opvangt? Ik zal het hem zeggen? Ik zal het haar zeggen? Te veel in beide gevallen. Ik zal het zeggen? Te weinig, want dat zou ook kunnen betekenen ik zal het jou zeggen, of ik zal het tegen wie dan ook zeggen. Men zoeke het maar uit. Geen grote problemen waarschijnlijk, maar wel problemen.
Vertalen wat er staat, niet meer en niet minder.
Weer zoiets. In dialogen in het Italiaans wordt ‘zei hij’ meestal weergegeven door ‘zei hij (of zij) tegen mij’ of ‘zei hij (of zij) tegen hem’ (mi disse, gli disse, le disse). In het Nederlands zou het absoluut onnatuurlijk zijn, om iedere keer expliciet de aangesprokene te vermelden. Maar een enkele keer kan de daarin besloten informatie wel essentieel zijn. In dit geval dus moet je soms vertalen wat er staat: en wel wanneer een Nederlandstalige niet uit zichzelf kan raden wat er staat.
Er staat nooit wat er staat, zou Martinus Nijhoff zelf gezegd kunnen hebben.
Na deze sombere woorden een punt van geruststelling. Natuurlijk is er ‘tussentalige’ communicatie mogelijk. Anders zou het niet goed te begrijpen zijn dat er tweetalige mensen zijn die hun bedoelingen even vlot in de ene als in de andere taal kunnen formuleren. Natuurlijk is het voor elke niet al te duistere tekst van enige omvang mogelijk om globaal de inhoud in elke willekeurige andere taal weer te geven. Dat hopen we tenminste. Maar...
Onder algemene taalwetenschappers (en