Ons Erfdeel. Jaargang 30(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 545] [p. 545] Geert van Istendael ‘on le rencontre sur la digue d'Ostende, flânant...’ Een man in het zwart loopt op de dijk. Hij kijkt. Hij is het oog van deze stad aan zee. Als zee is hij, haar grootheid en stampei, als stad, versteend en fraai, geverfde gevel. Hij is de schilder. Op zijn doeken strijkt hij deining, wind. Wie kijken durft, wordt meegezogen in een golf, een kleurenbrij. En langs zijn lijnen sijpelt onrust, wrevel. ‘...l'oeil gris-vert, avide de nuances...’ Zijn ogen zijn grijsgroen, zijn blik is hard. Hij kijkt niet naar zijn moeder of zijn vader, hij kijkt tussen hen in, van Engeland naar Vlaanderen, onvast in zijn ervaring. Hij kijkt als water, wisselend, verward en even moordend, snel. Niets is hem nader dan wat ontsnapt. Licht is zijn vaderland, aan kleur geeft hij zijn liefde in bewaring. Randgebied Ik slenter door industriële straten. Gras vult bij wijze van natuur de gaten in schuttingen. Onder de spoorwegbruggen verrichten kalk en water drup voor drup hun pegelvormig werk. Een godverlaten baggerboot heeft bloempotten van ijzer en vette grond voor kattestaart en lis. Aken zijn vastgeroest in doelloos water. Aan de overkant staat keurig nieuw bedrijf. Japanse naam, kort gras, het mag niet baten. De stad is warm, kapot. Gij zult niet haten. [pagina 546] [p. 546] Geert van Istendael Wie schrijft vergeet Dit zal ik van de steden 's zomers leren. Op lanen stoeten auto's in de zon en, met dik potlood ver geschetst, flanerend, opgetogen, meisjes, heren. Wat willen steden 's zomers aan mij kwijt? Van zenuwknoop tot zenuwknoop verdwalen en telkens het verschil: lijdzame straten, terrassen, schelle pleinen, vuiligheid. Maar tussen wat daar is en mij staat glas. Ik weet dat wat ik zie, ruik, hoor, hermetisch is. Een stad blijft onvoltooid. Op dit papier staat orde, dus bedrog. Wie schrijft vergeet. Absolutie De sparren zijn de donkerste der zwijgers ondanks de vreemde sneeuwlast die hen drukt. Sneeuw is bij uitstek liggen. Dooi tikt van de takken, steuntjes voor de stilte. Het landschap is een oude zondaar, hoogmoedig in zichzelf gekeerd. Ik loop, doe het verlossend wonder. Alle gedichten uit: Geert van Istendael, Plattegronden, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1987. Vorige Volgende