Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 501]
| |
Het bibliofiele boek in Vlaanderen na 1980
| |
[pagina 502]
| |
gaans gemaakt van papier, met een opeenvolging van bladen waarop grafische tekens zijn aangebracht. De belangstelling is groot, getuige de recente tentoonstelling ‘D'un livre l'autre’ in het Musée Royal de MariemontGa naar eind(1) waar voor het eerst in ons land de evolutie van het moderne bibliofiele boek, het kunstenaarsboek en het boekobject werd getoond, zij het dan die van de Franstalige gemeenschap. Ook in de Bondsrepubliek werd onlangs een internationaal opgezette tentoonstelling georganiseerd in de Universiteitsbibliotheek van OldenburgGa naar eind(2) . ‘Boekobjecten’ die het boek als thema, als vorm of als materiaal hebben, rekenen wij bij de sculpturen; ze worden hier dan ook niet besproken. Van de twaalf Vlaamse uitgevers die hier ter sprake komenGa naar eind(3) zijn er slechts vier die in eigen beheer boeken maken, het zetwerk verzorgen, de boeken drukken op hun eigen pers en uitgeven. Vier ‘private presses’ dus of, in onze taal, particuliere of marginale drukkers. In de catalogus ‘Drukkers in de marge’Ga naar eind(4), verschenen naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de Nederlandse ‘Stichting Drukwerk in de marge’, staan zomaar eventjes 61 particuliere drukkers vermeld. De belangstelling en het enthousiasme voor het marginale drukken blijkt bij onze Noorderburen dus wel beduidend groter te zijn. Bij de Vlaamse particuliere drukkers is het arsenaal aan drukletters, persen en lettertypes bovendien erg beperkt. Het wegvallen van het Plantin-Genootschap, dat een stuwende kracht was voor het typografisch gebeuren, is een pijnlijke zaak voor de boekdrukkunst in Vlaanderen. De meeste van deze bibliofiele uitgevers - naast drukkers vooral grafische kunstenaars en aanverwanten - hechten een groot belang aan de keuze van de teksten en trachten met hun werk de literatuur optimaal te dienen. Het klassieke bibliofiele boek in al zijn schakeringen heeft de bovenhand. Bij sommigen vinden we aansluiting bij internationale moderne tendenzen, het experimenteren met en het zoeken naar een nieuwe vormgeving. Veel minder uitgesproken dan bij de Franstaligen in ons land is het belang dat aan de boekband wordt gehecht. | |
Twaalf Vlaamse uitgeversBij een bezoek aan het atelier - tevens winkelgalerij - van Renaat Bosschaert word je ondergedompeld in een bad van grafische technieken: twee grote originele handpersen uit de 19de eeuw, 'n lithopers waarbij een aantal lithostenen opgestapeld staan, een serie bewerkte houtblokken, koperplaten en de afdrukken ervan, letterkasten. Schilderijen en beeldhouwwerk van R. Bosschaert ook, die in al deze kunsttakken actief is. Met schijnbaar groot gemak stapt hij over van een haast klassieke houtsnede op de houtgravure; dan weer graveert hij op het harde kopshout, zo uit de buksboom gezaagd. Bij de etsen en burijngravures zien we vaak echte of gefantaseerde planten en bomen of geheimzinnige plantachtige stucturen die een eigen leven gaan leiden. In 1977 zet de kunstenaar zich aan het drukken van bibliofiele boeken. Vanuit zijn bewondering voor de stad Brugge, voor Guido Gezelle, die hier vlakbij in de St.-Annakerk gedoopt werd, voor de Middelnederlandse lyriek en voor het werk van enkele vriendendichters uit het Brugse ontstaan de in eigen beheer uitgegeven boeken, met een oplage van 100 tot 200 exemplaren. Hij drukt er gemiddeld één tot twee per jaar, alle geïllustreerd met zijn eigen werk. In het jaar '81 zijn de persen van R. Bosschaert heel actief: van A. van Wilderode brengt hij 13 gedichten met o.a. houtsneden op het karakteristieke ronde, onregelmatig gevormde kopshout. In dat jaar verschijnt ook Ruusbroec ter ere met o.a. twee mooie ovale etsen naar een medaillon van Ruusbroec en | |
[pagina 503]
| |
een afbeelding van het klooster van Groenendaal. Ook in '81 verschijnt Elfgedichten uit de Middelnederlandse letteren met een paar prachtige houtsneden op kopshout. In Uilenspiegel (1984), dat gedichten bevat van vier dichters, komen naast houtsneden ook etsen voor waarbij hij met een verbluffend effect experimenteert met een techniek van vluchtige penseeltekening op etsgrond. Zowat alle boeken van R. Bosschaert hebben een eender formaat (38×28 cm), bestaan uit losse gevouwen vellen Arches-papier dat aan één kant bedrukt wordt. Meestal krijgen de titels van de gedichten een rode steunkleur. In sommige boeken inkt hij de drukletters in met de tampon; hierdoor ontstaan gradaties van licht- naar donkerrood. Dezelfde werkwijze past hij soms toe op het houtblok, dat voor elke afdruk met de tampon wordt ingeïnkt met verschillende kleurtinten, zodat telkens een unieke afdruk ontstaat. Met de wat anonieme verpakking - een eenvoudig grijs omslag zonder titel of illustratie - wil de kunstenaar de prijs laag houden en de koper de keus laten wat de boekband betreft. Het gebruik van verschillende lettertypes en grafische technieken in één boek zal sommige typofielen wel onorthodox voorkomen, maar vóór alles moet men deze boeken zien als de geesteskinderen van een veelzijdig begaafd kunstenaar met de ‘eigenaardigheden’ die elk artiest uniek makenGa naar eind(5). Tony Rombouts kan er prat op gaan dat hij zijn Uitgeverij Contramine al bijna vijftien jaar lang staande weet te houden, met een gemiddelde van vijf boeken per jaar; voor 'n éénmansbedrijf een prestatie! Het literaire avontuur van T. Rombouts begint al vroeg in de woelige jaren zestig in Antwerpen; dat van uitgever komt erbij als hij in '73 een oude Engelse degelpers aangeboden krijgt. In zijn kelder leert de dichter op eigen houtje het vak van zetter en drukker. Hij raakt geboeid door het ambachtelijke van het boekenmaken en wil
‘Elf gedichten uit de Middelnederlandse letteren’, 1981, uitgegeven door Renaat Bosschaert.
met zijn pers uitsluitend poëzie op de markt brengen. ‘Contramine’ betekent o.a. negatieve beursspeculatie of het doen dalen van de markt; dat doet hij letterlijk door bibliofiele boeken uit te geven tegen prijzen die schommelen tussen 400 en 2.000 F. Voor hem primeert niet het dure materiaal, maar de originaliteit en de aangepaste vormgeving. In 1981 verscheen van M. van Maele Bedreven in het feest. De gewone oplage is gedrukt op wit papier en zit in een omslag dat hij omschrijft als ‘wijnbesserood’. De luxeexemplaren (25) hebben ook de tekst op datzelfde rode papier en krijgen een handgeschreven gedicht toegevoegd dat door Van Maele in elk exemplaar op een andere manier ‘plastisch’ bewerkt wordt. | |
[pagina 504]
| |
Blanc de blanc, een dichtbundel van T. Rombouts uit 1983, gaat vergezeld van ‘blinddrukken’ van Wybrand Ganzevoort. De gedichten zelf zijn geïnspireerd op het werk van Ganzevoort, die blinddrukken maakt in wit papier, waarbij het spel van wit en lichtinval belangrijk zijn. Deze techniek heeft Rombouts op zijn eigen pers toegepast door de gedichten in blinddruk te persen op een wit opdikkend papier, zodat ze aan de keerzijde in reliëf staan. Van dit boek werden 49 exemplaren ‘geperst’. Een raderwerk van woorden is poëtisch proza van T. Rombouts; heel het boek grijpt langs verschillende kanten in elkaar als een raderwerk. De tekstkolom is wel overal even groot, met ruime marge, maar is telkens in een andere richting gedrukt in drie verschillende lettertypes. De tekst loopt van de voor- én van de achterkant naar het midden toe waar het colofon zit, gedrukt op kristalpapier. In 1986 werd in het Antwerpse Hessenhuis de dichtbundel Annabel van Jo Gisekin voorgesteld. De bundel met veertien gedichten verscheen in 'n oplage van 300 exemplaren, met reprodukties van de heel aparte textielwerken van Liev Beuten. In veertien exemplaren zijn de illustraties door de kunstenares ingekleurd naar het origineel textielwerk en is een gedicht in handschrift toegevoegd. Een dichter-drukker wil zich wel eens een typografisch pretje veroorloven; zo drukte T. Rombouts onlangs een mooi langwerpig boekje met een oplage van twee exemplaren... één voor hem, en één voor haar - uiteraard niet te koop. Het gedicht ontstond zo uit de zethaak en werd dadelijk gedrukt, uit één geut. Theo Van Stichel was een van de eersten die aan de vernederlandste universiteit van Gent als romanist afstudeerde. Hij was lange tijd leraar Frans in Tongeren en kwam vanwege zijn medewerking aan de clandestiene pers tegen de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog in een concentratiekamp terecht. Een ontmoeting met de graficus L. Deroeck brengt hem ertoe in Ter Kameren de studie van de boekkunst te beginnen. In de kelder van zijn woning te Elsene - vandaar de benaming Kelder-Uitgaven - richt hij een drukkerijtje op. Met een kleine handproefpers, een voorraad letters van Garamond en Bodoni zet en drukt hij er sinds 1974 één boek per jaar en wel zijn eigen gedichten, afwisselend in het Nederlands en het Frans. De kleine oplagen worden bepaald door de voorraad papier, het harde en trage werk aan de handpers en de bijna manische zorg die hij besteedt aan het typografisch in beeld brengen van zijn gedichten. In '82 verscheen Het buitenland, met omslag en initialen van Lucien Deroeck, met wie hij sinds het verschijnen van zijn eerste bundel samenwerkt. In dit boek roept hij herinneringen op aan twee figuren uit zijn jeugd, aan de Schelde ook en in de typografie tracht hij o.a. het beeld op te roepen van eb en vloed met strofen die zich op de bladspiegel verplaatsen, met initialen die wind en schittering van water moeten oproepen... Treurdicht voor 24 Limburgse partizanen (1983) is opgedragen aan 24 jongens uit het verzet die op het eind van de oorlog werden terechtgesteld. Als blijk van hulde en om ze aan de vergetelheid te ontrukken schreef Van Stichel de gedichten en maakte hij een boek dat oogt als een klein gebedenboek met als symboliek zwarte en rode letters en een kogelgat in het omslag. De sobere illustraties zijn van Dirk Vonck en van de oplage van 40 ex. tracht hij er 24 te bezorgen aan de nabestaanden van de slachtoffers. Het is duidelijk dat Theo Van Stichel elk boek bijna schroomvallig benadert, elke regel die hij zet, elk blad, papier, inkt, omslag of band moeten in ‘eenklank’ zijn met het geheel. Bijna zoals een componist beschrijft hij | |
[pagina 505]
| |
Theo Van Stichel, ‘Buitenland’, 1983, uitgegeven door Kelder Uitgaven.
in het colofon van elk boek hoe het ‘gespeeld’, dus gelezen moet worden. Met een handproefpers, een collectie drukletters en een aantal prachtige houten afficheletters, gevonden bij drukkers bij wie ‘hout’ en ‘lood’ weg moesten, drukt Ronald Ergo in eigen beheer boeken, versierd met eigen etsen en houtsneden onder de naam De Schalmei. Ronald Ergo, schilder, graficus en sinds vijf jaar drukker-uitgever, is een van de stichters van ‘De Prentenier’, een v.z.w. ‘ter bevordering van het edele boekambacht’. Volgens Ergo heeft onze beeldcultuur het lezen van lange teksten verdrongen: dit moderne analfabetisme probeert hij op te vangen door korte, zorgvuldig gekozen gedichten of teksten in een mooie vorm te gieten en te confronteren met eigen grafisch werk. Diep- en hoogdruk (ets en houtsnede) geven bij Ergo niet alleen technisch een ander aanvoelen, beide procédés roepen een totaal andere wereld op. De sierlijke, zuiver tekenkunstige etsen tonen, met veel oog voor detail, een paradijselijke wereld van planten en dieren. Bijna steeds is ook als thema de vrouw aanwezig. De houtsneden echter roepen sterke contrasten op, zijn erg expressief met een grote zeggingskracht. Bij voorkeur zoekt R. Ergo lyriek uit van nog actieve auteurs. Teksten en prenten zijn voor hem onverbrekelijk verbonden, en om ‘vandalisme’ (book-breaking) tegen te gaan laat hij al zijn boeken inbinden. De oplage bestaat doorgaans uit 30 exemplaren. Voor de tentoonstelling ‘Prenten en gedichten’ in '83 in de Brakke Grond in Amsterdam drukt hij de bundel Bruidssluier van Jo Gisekin. Een groot, langwerpig boek met bladvullende etsen en door hem zelf ontworpen initialen, waarvan hij later een volledig alfabet tot stand wil brengen. Het boek zit in een rooslinnen band. Voor enkele exemplaren ontwierp hij een speciale band: hij neemt een groot stevig linnenpapier en beschildert het met een kleurrijke abstracte compositie. Het linnenpapier wordt gehalveerd en hij krijgt op die manier twee prachtige en unieke boekbanden. In hetzelfde jaar verschijnt Laus amoris, een keuze door vijf vrienden gemaakt uit liefdesgedichten. Het is gedrukt op Japans handgeschept papier met prachtige erotische houtsneden die herinneringen oproepen zowel aan de Japanse prenten als aan de Vlaamse en Duitse expressionisten. De door Ergo ontworpen band werd door een boekbinder uitgevoerd. | |
[pagina 506]
| |
‘Lans amoris’, 1983, uitgegeven door De Schalmei.
Uit de vriendschap met Seuphor ontstaat in '85 Seuphor 2 plus 2. Seuphor maakte hiervoor twee gedichten, één in het Nederlands, één in het Frans. Twee van zijn karakteristieke etsen begeleiden de gedichten. Twee plus twee! Seuphors etsen werden prachtig gedrukt in het atelier van Henri Hemelzoet. Deze vakman-kunstenaar drukt zowel voor Ergo als voor De Prentenier de etsen af. Een ambitieus project was het laten vertalen van 'n aantal gedichten van Jaroslav Seifert, die hij in Praag gaat opzoeken. Aldaar wordt ook contact opgenomen met 'n aantal grafische kunstenaars. Verloren paradijs krijgt een oplage van 55 ex.: 40 met werk van Praagse grafici en 15 met etsen van Ergo en 'n portret van Seifert in linoleumsnede. Hiervoor ontwerpt hij een van zijn mooiste beschilderde boekbanden; in de overwegend blauwe, abstracte compositie ziet hij de afbeelding van het paradijs. De boeken van Ronald Ergo hebben een herkenbare ‘schriftuur’: voorkeur voor groot formaat; Japans handgeschept papier als drager voor tekst én voor ‘illustraties’; grote letters, ruim gezet en bij voorkeur in 'n blauwe tint; etsen, hout- of linoleumsneden meestal paginagroot. Ziggurat bestaat tien jaar; met een totaal van eenentwintig publikaties komt deze uitgeverij op een gemiddelde van twee bibliofiele boeken per jaar. Zij werd in 1977 opgericht door Marie-Claire Nuyens, samen met Mark Verstockt en Hugo Claus. De naam Ziggurat duidt op een Assyrische trappiramide, waarvoor M. Verstockt het logo ontwierpGa naar eind(6). Vanaf de start werd hoog gemikt: literaire teksten op niveau doen samengaan met originele grafiek. M. Verstockt wou aan alle boeken een vierkant formaat meegeven, maar dat bleek in de praktijk onmogelijk omdat elk bibliofiel boek toch een andere aanpak qua vormgeving vergt. De gedichtencyclus Jan de Lichte van | |
[pagina 507]
| |
Hugo Claus van '81 is klein van formaat (20x15 cm) en zit in een grijslinnen kaft met drie luiken; één ervan bevat een gefantaseerd portret van jan de Lichte door Roel D'Haese. De tekst uit de letter Plantin is in karmijnrode inkt gedrukt. Op het witte omslag rond het boek is in preegdruk een medaille van R. D'Haese aangebracht. Prachtig werk is hier gepresteerd door Photogravure De Schutter. Ook in '81 verschijnt Lunapar, een gedichtencyclus van Freddy de Vree over het fenomeen Louis Wolfson. Een buitenissig boek; de gedichten gedrukt op linnen en ingebonden in schapevacht waarop een wolvekop is genaaid, een referentie naar de naam Wolfson. Het is een ontwerp van de kunstenaar Daniel Spoerri. Financiële problemen verplichten Ziggurat tot een periode van stilzwijgen in de jaren '82-'84, totdat in '85 weer twee bundels van Hugo Claus het licht zien: Halloween en De dief van liefde. In Halloween, dat in Hollywood is ontstaan, heeft Silvia Kristel in elk van de 30 ex. de aantrekkelijke tekeningen ingekleurd, zodat elk boek verschillend is. In '86 verschijnt Als nieuw en toen..., gedichten van Sybren Polet geïnspireerd op het werk van P. van Hoeydonck. De dichtbundel zit in een drieluik met aan de ene kant een beeldje van Van Hoeydonck (een ingezwachtelde pop), dat op het andere luik gereflecteerd wordt in een spiegel. Het geheel is gebonden in zwart linnen en kan rechtop gezet worden. Van Freddy de Vree verschijnt nog in hetzelfde jaar de bundel Drie ogen zo blauw, met fotografische reprodukties (Cibachrome) van werk van Roland Topor, met wie Ziggurat ook al in '78 samenwerkte. De tekst is gedrukt in zilver op een stevig blauw papier. De Zwarte Panter, de Antwerpse kunstgalerij van Adriaan Raemdonck is in Vlaanderen een begrip geworden voor het stimuleren van actuele kunst. Michel Oukhow schreef voor de tentoonstellingscatalogus Drie maal Zwarte PanterGa naar eind(7) in '86 een inleiding, waarin hij de nadruk legt op het samenhorigheidsgevoel rond de figuur van A. Raemdonck. Hij belicht ook het werk van Roger Van Akeleyen en Roger Vandaele, beiden kunstenaars van niveau, en daarbij uitstekende vakmensen respectievelijk in het etsen en zeefdrukken (Panter Print en Panter Press Atelier). A. Raemdonck is niet alleen galerijhouder en bezieler van een aantal rond zijn ‘stal’ gegroepeerde kunstenaars, hij is ook een belangrijk uitgever. Van in den beginne hecht hij inderdaad een groot belang aan bibliofiele mappen en grafiek; de eerste map ontstaat al in 1972. Het eerste deel van De kringloop van het straatleven, een trilogie over het Antwerpse straatbeeld door Michel Oukhow, verscheen in '81, het tweede in '86. Beide zijn gebonden in een haast klassieke linnen band. De illustraties zijn van de Antwerpse kunstenaar Hugo Heyrman, die ook in zijn schilderijen vaak ‘zijn’ realiteit van de stad oproept. De inkttekeningen van Heyrman en de tekst in New Bold zijn door R. Vandaele in gitzwarte zeefdruk uitgevoerd. Via de computer ontstane initialen in een groene kleur zorgen voor 'n speelse toets in het tweede deel. Twee gelijkgestemde kunstenaars zijn Fred Bervoets en Marcel van Maele, die samen verschillende mappen voor de Zwarte Panter hebben gemaakt. Zo verscheen in '83 Gebeten door een beest, een grote map met vier gedichten van Van Maele met daarnaast vier verbijsterende zeefdrukken in gloeiende kleuren van Bervoets. Het handschrift van de dichter is in zeefdruk uitgevoerd. In '84 verscheen Het uitvegen, een verhaal van Kris Geerts, geïllustreerd met prachtige etsen van R. van Akeleyen. De losse bladen zitten in een doos en in het begin van elk hoofdstuk of tussen de tekst in, staan kleine etsen. Bovendien is rond elke pagina een geëtste lijst aangebracht. De kunstenaar heeft | |
[pagina 508]
| |
de etsen in 30 exemplaren ingekleurd en zelfs de omlijsting heeft hier en daar kleur meegekregen. In een overzicht van het bibliofiele boek in Vlaanderen kan men een man als Paul Ibou niet over het hoofd zien, iemand die al 25 jaar lang als zelfstandig kunstenaar leeft ván en vóór het grafisch vormgeven en het ontwerpen van boeken. Na een opleiding tekenen en schilderen aan de Antwerpse Academie doet hij praktische ervaring op bij Photogravure De Schutter. In '62 start hij met een eigen design-studio. De boekmicrobe heeft hem te pakken na zijn studies aan het Plantin-Genootschap, het Antwerpse hoger instituut voor drukkunst. Als designer heeft Ibou aan de vormgeving in Vlaanderen een modern internationaal gezicht gegeven en eveneens als kunstenaar met zijn ‘cube-combinations’, ‘quadristructures’ en de ‘paper-art’ valt hij ook buiten onze grenzen op. Tot nu toe heeft hij de vormgeving van zo'n 80-tal boeken verzorgd, waaronder kunstboeken, prestigeboeken, monografieën, catalogi... De eerste en misschien wel meest bekende creatie is Metamorphosis uit '67, een boek bestaande uit geometrische uitkapvormen in verschillende papiersoorten en kleuren, dat bij het doorbladeren dimensies oproept van diepte en ruimte. Na zoveel jaren doet het nog fris en vooral innoverend aan. Innovatie ook in de jaren zeventig met zijn ‘paper-art’ multiples; boekobjecten die papier als drager hebben en in een oplage van 100 tot 300 exemplaren verspreid worden. In '74 start hij in eigen beheer met de Iboubooks, een reeks experimentele boeken en boekjes waarin de nadruk ligt op het eigen creatieve werk. Op stapel staan nu een ‘kasteelboek’, een nieuw alfabet en een ‘uilenboek’. Onlangs is Paul Ibou opnieuw van start gegaan in het kasteeldomein ‘Hof van Lyere’ te Zandhoven. Hier heeft hij zijn atelier, reclamestudio, logotheek, zijn collectie kunstwerken van hemzelf en van anderen. In het aloude kasteel heeft hij ook de nieuwste grafische computer geïntroduceerd; hij zal waarschijnlijk de eerste zijn in Vlaanderen die een computergemaakt ‘bibliofiel’ boek zal uitgeven. & Vondel ontstond in '81 uit de samenwerking van vormgever Herbert Binneweg met de dichter Nic van Bruggen. Het &-teken voor de naam Vondel is een ligatuur die staat voor het Latijnse ‘et’, in de betekenis van ‘meer dan’, wat Binneweg omschrijft als méér dan de klassieke, erkende vorm van het boek; geen teruggrijpen dus naar wat geweest is zowel naar vorm als naar inhoud. H. Binneweg, van beroep grafisch vormgever, was nauw betrokken bij het Plantin-Genootschap als leraar en als secretaris. Momenteel doceert hij vormgeving aan de Antwerpse Academie en is hij als zelfstandig vormgever actief voor enkele uitgeverijen. Hij is ook een begaafd kalligraaf, wat hij gewoon een veredelde vorm van schrijven noemt; hij werkt voor zijn boeken net zo graag met drukletters. Nog voor de oprichting van & Vondel geeft hij in '79 samen met Nic van Bruggen diens dichtbundel Spiersteen uit. Door Binneweg gekalligrafeerde gedichten gaan samen met foto's van danspassen door Jetty Roels. Er werden 412 exemplaren in offset gedrukt. Dit boek vormde de aanzet om verder samen boeken te gaan uitgeven. In '82 werd begonnen met een reeks boekjes die zij de ‘& Vondeltjes’ noemen (spreek uit énvondeltjes). Alle hebben een oplage van 500 ex., zijn genummerd en gesigneerd en zitten in een gekleurde omslag met verzorgde typografie. Tot nu toe verscheen werk van Nic van Bruggen, Henri Floris Jespers, G. Adé, P. Jacobs en R. van Hekken. Bij een bibliofiel werk telt voor Binneweg de aandacht die besteed wordt aan de produktie en de beperkte oplage, met een maximum van 500 ex. Bibliofiel hoeft voor hem niet te | |
[pagina 509]
| |
Jo Gisekin, ‘Annabel’, 1986, uitgegeven door Contramine.
betekenen, gedrukt in hoogdruk op handgeschept papier. Boeken gemaakt in offset, met de stencil- of fotocopieermachine, met als drager inpakpapier of plexi of wat dan ook kunnen bibliofiel zijn als de vormgeving maar op de inhoud slaat en er een goede tekst gereproduceerd wordt. Dat de grafische wereld vaak raakvlakken vertoont met het literaire milieu merken wij bij Nic van Bruggen; als jongeman van twintig start hij het literaire tijdschrift Frontaal, dat in samenwerking met de vormgever Rob Buytaert evolueert naar een typografisch hoogstandje. De dichter raakt verliefd op de drukkunst en op het boek als object of, zoals hij het uitdrukt, ‘op het lichamelijke plezier dat je aan 'n boek kunt beleven’. Bindingen met de kunstwereld doet hij ook op tijdens zijn handelsstudies aan de UFSIA - gelegen in de buurt van de Antwerpse Academie. Hij wordt medestichter van de vzw VECU, verantwoordelijk voor de tentoonstellingen in de kunstgalerij. In die VECU-sfeer ontstaan als vanzelf een aantal kunstmappen. Zo ontstond uit de tentoonstelling Odalisken van jan Vanriet een boek met gedichten van Nic van Bruggen met reprodukties van de schilderijen met daarnaast, in een aparte map., vier originele etsen van Vanriet. De vormgeving was van H. Binneweg en het bindwerk van Fabioladorp. Reeds lang bestond het plan iets te doen samen met Jef Verheyen. Het abstracte werk van de schilder stond de dichterlijke inspiratie in de weg en daarom werd gekozen voor een thema waarop beiden afzonderlijk zouden werken. Verheyen stelde Pijl voor; zijn dood heeft dit project verhinderd, maar in '86 heeft Nic van Bruggen zijn gedicht dan gecombineerd met twee kleuretsen op dit thema door Linda Vinck. Het werd een map op 25 ex., en 25 maal heeft de dichter in zijn aantrekkelijke handschrift het gedicht geschreven. Nic van Bruggen heeft er geen bezwaar tegen dat gedicht en grafiek naast elkaar ingelijst worden; vaak heeft hij de mappen als dusdanig opgevat. Dat is ook het geval voor de zeer grote map Dans, gemaakt voor het Ballet van Vlaanderen in een oplage van 100 ex., met een kleurenlitho van Pol Mara en een in zeefdruk uitgevoerd gedicht van Nic van Bruggen. | |
[pagina 510]
| |
Met de v.z.w. Grijm, ontstaan in 1982 uit een groep studenten/grafici aan de Gentse Academie, treedt een nieuwe generatie bibliofiele uitgevers aan, die met de term ‘bibliofiel’ niet zo gelukkig is. Grijm is volgens Van Dale een Zuidnederlands woord dat in de sfeer van Gezelle thuishoort en dat roet, roetzwart betekent. Roet wijst op inkt, op grafiek. In het woord vond Danny Dobbelaere ook ‘grimmig’ en dus sober, streng, en verder nog rijm, dus poëzie. De boeken van Grijm ogen inderdaad wat grimmig, zijn sober en eenvoudig qua opmaak. De groep werkt meer in de marge van het bibliofiele boek en keurt het elitaire, het kostbare dat eraan vastzit af. Actieve leden van Grijm zijn Pat de Vijlder, Danny Dobbelaere, Roel Goussey en Jos Pastijn. Een eigen drukpers hebben ze nog niet, maar het is wel de bedoeling om zelf, op ambachtelijke wijze, in hoogdruk te gaan drukken. Vanuit zijn literaire belangstelling drukte D. Dobbelaere al vóór '82 boekjes van zijn geliefde auteurs en gebruikte daarvoor de offset-accomodatie van de Academie. De publikaties verschenen onder de naam van ‘De roerloze rups’, ook al niet zo'n doordeweekse benaming. In het samenwerkingsverband van Grijm ontstond ook het tijdschrift Sprooi dat, op 50 ex. verspreid, een afwisseling te zien geeft van teksten en originele grafiek. Het derde nummer bevat o.a. teksten van volwassen analfabeten en linoleumsneden van mentaal gehandicapten. Met dit soort ‘randliteratuur’, vormen van taal die niet als literatuur worden geaccepteerd, wil Dobbelaere juist graag werken. Zo verschijnt in '82 Niet zomaar lezen en schrijven met teksten van mensen die in alfabetiseringsgroepen werken. In '84 komt een eerste dichtbundel uit van Stefan Hertmans, Ademzuil, gedrukt op dundrukpapier in een oplage van 300 ex. Origineel is de Japanse bindwijze door Dobbelaere zelf gemaakt. Dobbelaere waardeert het werk van Willy Roggeman, die de vzw Grijm de kans geeft enkele van zijn onuitgegeven gedichten op 'n originele manier te drukken. In '83 komt Alef Farao uit, in een oplage van 100 ex., gesigneerd door de auteur en in een omslag van grijs handgeschept papier. In '86 Quatre Séries Fixées, ditmaal in een bruin handgeschept papier met inkepingen. Het omslag van beide boeken werd gemaakt door Roel Goussey, zeefdrukker en boekbinder. Met de vzw Grijm is een progressieve groep aan het werk die af wil van de gevestigde waarden van het bibliofiele boek en die moeilijke, experimentele literatuur wil brengen op 'n degelijke, ambachtelijke manier, met eigentijdse vormgeving en grafiek. De v.z.w. Kofschip-Kring, opgericht in '76 met als doel het verspreiden van literatuur en het organiseren van tentoonstellingen van beeldende kunst, is onder het voorzitterschap van Raoul Maria de Puydt in '81 gestart met de ‘Cantilenereeks’. Deze reeks wil aan de leden van de kring de kans bieden bibliofiele uitgaven te verzorgen in eigen beheer. Bij de tot nu toe verschenen boeken, alle van de hand van De Puydt, heeft diens opvatting over het ‘toonbaar’ maken, het naar buiten brengen van poëzie, het gehaald op het zuiver bibliofiele, boekkunstige. De toekomst zal moeten uitwijzen in welke richting de Cantilenereeks zal evolueren. De oprichting van een bibliofiele kalligrafische uitgeverij, Kalligraphia, is geen alledaagse gebeurtenis. De man die dat vorig jaar aandurfde is Paul de Bruyne, graficus en kalligraaf en sinds ongeveer 25 jaar de bezieler van de uitgeverij Houtland te Brugge. In '86 startte hij samen met Joke van den Brandt ook de Vlaams-Nederlandse ‘Vereniging voor kalligrafen’. Eind vorig jaar verscheen het eerste boek van Kalligraphia Vierentwintig Perzische kwatrijnen, gedichten van Lambert Jagenau, naar het voorbeeld van Omar Khajjam. De | |
[pagina 511]
| |
Het logo van de uitgeverij Kalligraphia.
door joke van den Brandt gekalligrafeerde gedichten gaan samen met twaalf sfeervolle pentekeningen van Frank-Ivo van Damme. De gedichten zijn bruin afgedrukt op 'n gelig papier en de illustraties op 'n wat donkerder okerkleurig papier. Het boek zit in een bruin omslag dat door een sierkoordje wordt samengebonden. Het is bijna vierkant van vorm. Joke van den Brandt gaf reeds vóór haar samenwerking met de uitgeverij, enkele bibliofiele boeken uit in eigen beheer. Eén voorbeeld: in '82 bracht ze een dichtbundel uit van Lambert Jagenau, Een kleine passie in mineur. De door haar gekalligrafeerde gedichten gaan vergezeld van vijf originele litho's van haar man, de graficus Frank-Ivo van Damme. De sterk erotisch geladen litho's werden door de kunstenaar op de steen getekend en op de eigen pers afgedrukt. Het boek bestaat uit losse bladen die opgeborgen zitten in een map. Oplage: 30 exemplaren. |
|