Een bescheiden man kijkt terug
In het algemeen wordt gedacht, dat de Vlaamse en Heelnederlandse beweging meestal een conservatief publiek heeft aangesproken, terwijl de socialistische beweging zich weinig heeft beziggehouden met de nationale volksstrijd.
Dat is in de grote lijn niet onjuist, maar gelukkig niet helemaal. Een gunstig teken van tegenspraak is hier Leo Magits (o1899), die zijn leven lang op beide fronten gestreden heeft, het Vlaams-Nederlandse en dat van de arbeidersbeweging. Daarbij was hij trouwens niet de enige, want binnen de toenmalige Belgische Werklieden Partij hadden reeds lang vóór de eerste oorlog figuren als Camille Huysmans en August Vermeylen gezien, hoezeer in Vlaanderen de ontvoogding van het werkende volk verbonden was met die van het volk in nationale zin.
Was het Belgische kapitalisme niet tevens een Franstalige overheersing? Waren, in Vlaanderen, de bezittende klassen niet veelal Nederlands-onkundig, ja, ‘Vlaams’-verachtend? Hadden enkele van de beste linkse pionniers niet tevens geijverd voor een bevrijding van de Vlaamse massa, verdrukt onder de loden last van de franskiljonse bourgeoisie? Magits, die in zijn denken en doen geheel in deze traditie stond, heeft thans zijn gedenkschriften uitgegeven, bij het Fonds dat zijn naam draagt.
Welk een merkwaardige levensgang, tegelijkertijd veelvormig een consequent rechtlijnig! Enkele momenten daaruit. Van oorsprong geen ‘socialistische intellectueel’ en zeker nooit een ‘salon-socialist’. Opgegroeid in een Leuvens café waar bijna uitsluitend arbeiders kwamen en het socialisme troef was. Tijdens de oorlog, op héél jonge leeftijd, in zoverre politiek geëngageerd, dat hij in 1918 tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld werd wegens activisme. Hij wacht zijn aanhouding echter niet af, maar vertrekt, samen met zijn oudere vriend P.J. Ursi, die een doodvonnis kreeg, naar Nederland. Via Duitsland trouwens, waar hij, in Berlijn, het stichtingscongres van de Kommunistische Partei als toeschouwer meemaakt. Hij landt (hoe kon het anders?) in Amsterdam, waar hij een naaste medewerker wordt van de grote vakbondsleider Edo Fimmen, secretaris van de Internationale Transportarbeiders Federatie.
Fimmen was destijds één van de weinige socialisten voor wie de internationale solidariteit méér was dan een lied en een fraze. Hij keek wereldwijd en reisde naar alle continenten om aan het beleden internationalisme eindelijk vaste vorm te geven. Ook de auteur van een dikke brochure over ‘de Verenigde Staten van Europa als Opgave van de Arbeidersbeweging’. Maar tevens een man, die de nationale vrijheidsimpuls begreep en steunde. In Indonesië maar... ook in Vlaanderen. ‘Het hebben over Fimmen is meteen een stuk geschiedenis schrijven en wel in het bijzonder over de eerste jaren na het einde van de eerste wereldoorlog, toen Europa in verwarring naar vrede zocht, geconfronteerd werd met revoluties en scheuring in de socialistische beweging, terwijl ook reeds de eerste tekenen te bespeuren waren van de fascistische en nationaal-socialistische stormloop’ (p. 74).
Wat dat laatste betreft: Magits zag scherp, hoe een socialisme dat de nationale problematiek niet begreep (‘De arbeiders hebben geen vaderland’, Kommunistisch Manifest, 1848..) door het rampzalige, onverwachte nationalisme kon overweldigd worden. Vandaar dat hij, met een miniem groepje, in 1928, het ‘Algemeen Nederlands Arbeiders Verbond’ oprichtte en vooral de spil werd van het op 1 november 1929 voor het eerst uitkomende maandblad Schakels.
Binnen de spanningen die toen aan de linkerzijde heersten, trachtte dit tijdschrift, niet alleen een doctrine te vestigen die het socialisme vernieuwde, maar tevens de nationale realiteit met de internationale te verbinden. Logisch hieruit voortkomend: een militante wil tot culturele verdieping van het socialisme, zon