Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 468]
| |
tiek heel wat opgang gemaakt en de betrokkenheid van haar talrijke lezers bij het politieke gebeuren zeker doen toenemen. Door de politieke gebeurtenissen in een dramatische vorm te gieten, de conflicten terug te brengen tot problemen tussen individuen, kortom, door er een menselijk docudrama van te maken, populariseren de auteurs de materie en brengen deze ontegenzeggelijk dichter bij de op sensatie beluste politiek geïnteresseerden. In de meeste Westerse landen groeide dan ook de belangstelling voor dit journalistieke genre. Watergate was er het Amerikaanse hoogtepunt van, WestDuitsland kent het Waliraff-fenomeen, achter de schermen van het Franse cohabitation-bestel werd al herhaaldelijk gekeken en de Nederlandse politieke wereld werd al scherp en soms genadeloos ontleed in de kolommen van bladen als De Haagse Post en Vrij Nederland. Alhoewel de Vlaamse journalisten nu niet bepaald hoge toppen scheren in deze sector - de politieke wereld is hier zéér gesloten - bouwden sommigen onder hen toch reeds een zekere traditie op. Standaard-journalist Hugo De Ridder slaagde er zelfs in bestsellers op de Vlaamse markt te brengen, eerst met het relaas over de totstandkoming van de Egmont-Stuyvenberg-akkoorden en nu met het boek Geen winnaars in de Wetstraat. Het materiaal verkreeg hij door basisgegevens (officiële documenten, persartikelen, etc.) aan te vullen met het resultaat van urenlange vraaggesprekken met hoofdrolspelers zoals W. Martens, W. Claes, L. Tindemans, K. Van Miert, F. Swaelen, M. Eyskens, H. Simonet, e.a. Hun versies van de feiten liet hij onderling circuleren, wat dan weer interessante replieken opleverde. Dat de methode vruchtbaar is, blijkt uit de gedetailleerde reconstructie van de formele en vooral informele gesprekken die tot de besluitvorming hebben geleid. Drie politiek zeer geladen onderwerpen staan centraal: de goedkeuring door de socialisten van het Navo-dubbelbesluit in december 1979; de strijd om de index in maart 1981 en de vervanging van Martens door Eyskens; het verwarrende gedrag van de CVP tijdens de maanden voorafgaand aan de plaatsing van de raketten (maart 1985). De Ridders docudrama heeft zonder enige twijfel de verdienste dat het de lezer inzicht verschaft in de wijze waarop het Belgische politieke spel door de toppolitici gespeeld wordt. Zo worden de zeer smalle marges van de politieke democratie bijvoorbeeld duidelijk aangegeven. De politici blijken immers noch opgewassen te zijn tegen de druk van de financiële top, noch tegen deze van de defensie-lobby. De auteur verbloemt geenszins dat de banden tussen de politieke en de bankwereld zeer hecht zijn, dat de industriële kringen hun zienswijze opdringen en de nationale munt en het devaluatiegevaar ingeschakeld worden om politieke beslissingen af te dwingen. Onbekend zijn deze mechanismen natuurlijk niet, maar toch is het verhelderend om ze in recente en concrete situaties te zien optreden. Dat geldt eveneens voor het fenomeen van de ‘canapé politiek’. De lezer wordt binnengeleid in de geheime caucussen van de toppolitici en krijgt de beschrijving van de conversaties opgedist, soms met inbegrip van de geheime telefoontjes. Hoe beperkt de rol van het parlement in het besluitvormingsproces is, verzwijgt De Ridder evenmin. Met uitzondering van de fractievoorzitters van de regeringspartijen, levert het parlement weinig of geen hoofdrolspelers op. Ook op het beeld van de incompetentie van de politieke elite richt hij de schijnwerper. Zo verzwijgt hij niet dat Martens zijn gebrek aan dossierkennis pas bijschaafde nadat hij er tot tweemaal toe zeer ernstig schade door had ondervonden. Alhoewel er nimmer sprake is van diepgaande psychologische analyses - veel meer dan cliché-uitspraken zijn het niet - laat De Ridder toch niet | |
[pagina 469]
| |
na de aandacht te vestigen op het strikt persoonlijke in de onderlinge verhoudingen. Zowel in de portretten van de hoofdrolspelers als in de reconstructie van het verhaal, verwijst hij ook naar hun machtspositie in de partij, en naar hun connecties met en in de drukkingsgroepen. Dat in de politieke wereld de strijd om het zelfbehoud domineert, kan men tussen de regels door wel lezen, maar een overtuigende illustratie van Lenains ‘Cruauté politique’ heeft de auteur er toch ook weer niet van gemaakt. De understatements zijn op dat punt zeer talrijk en men voelt goed aan dat De Ridder veel meer weet dan hij schrijft. Dat is trouwens ook het geval m.b.t. de rol die de politieke redacteuren spelen. Op hun subtiele belangengemeenschap met de partij, op de invloed van de journalistieke demarches en op de wijze waarop de politieke beslissingen door de media aan het electoraat ‘verkocht’ worden, wordt noch expliciet noch impliciet ingegaan. Over de journalist als ‘Mitpolitiker’ valt nochtans heel wat te onthullen. Ondanks deze lacunes bevat De Ridders docudrama veel interessante en soms indringende gegevens over de Belgische politieke cenakels. Gegevens die voor de verdere uitwerking van analyses van deze besluitvormingsprocessen van groot nut zullen zijn. Want om alle misverstanden te vermijden - de auteur werkt ze overigens niet in de hand - moet hier toch ook op de beperkte draagwijdte van het genre gewezen worden. Onthullingsjournalistiek levert namelijk geen echte analyses op. Het totaalbeeld weergeven van een besluitvormingsproces veronderstelt immers veel meer dan de loutere beschrijving van wat er in de besloten politieke kringen gebeurt. Het gaat daarbij om meer dan om ‘het verwezenlijken van de politiek’, om meer dan om de moraliserende belangstelling voor ‘de depressies van Van Miert, het pessimisme van Claes, de twijfels van Swaelens, de ambities van Eyskens en de faalangst van Martens’. Politieke gebeurtenissen zijn immers slechts de symptomen van dieperliggende maatschappelijke structuren; politieke beslissingen staan in directe relatie tot de feitelijke machtsstructuren. Omdat deze globale context systematisch uit het gezichtsveld wordt gehouden en het politieke gebeuren zo sterk gepersonifieerd wordt, vergeet de lezer dan ook misschien wat al te gemakkelijk dat het loslaten van de indexkoppeling een zeer wezenlijke invloed heeft op de harde realiteit van het dagelijkse leven en dat achter het rakettendossier de angst van vele duizenden schuilgaat. Els Witte h. de ridder, Geen winnaars in de Wetstraat, Davidsfonds, Leuven, 1986, 275 p. (Keurreeks, Davidsfonds, nr. 168). |
|