elkaar te zien als één natie. Vooral in die periode las men graag de romans van Conscience. Zijn De Leeuw van Vlaanderen kon ook in Duitsland het identiteits- en nationaliteitsbewustzijn van de lezers bevorderen. Enkele jaren later kenden ook de romans van Couperus veel succes, evenals de sociaal geëngageerde literatuur van Multatuli en Frederik van Eeden trouwens. Nu is hun werk zeker geen literatuur voor beginners. Maar het feit dat hun boeken na de eerste oplage bijna onmiddellijk in de vergeethoek geraakt zijn, wijst erop dat hun werk in eerste instantie thematisch belangrijk was en niet om haar literaire waarde erkend werd. Daarom is er waarschijnlijk ook zo weinig van Gezelle en de Tachtigers vertaald.
Toen in Duitsland de ‘heimatroman’ in de belangstelling kwam, werden ook de romans van Streuvels, Timmermans, Fabricius, Claes, Buysse e.a. vertaald. In de jaren twintig steunden de nationaal-socialisten deze ontwikkeling. Ze snoerden de Vlaamse boerenroman in het corset van hun ‘Blut- und Boden’ideologie. Maar deze boeken hadden ook later nog succes. Zo'n succes, dat in Duitsland de Nederlandstalige literatuur tot op de dag van vandaag met ‘heimatliteratuur’ geassocieerd wordt. Timmermans is trouwens de enige Nederlandstalige auteur, die in Duitsland overal bekend is. Daar hoeven wij ons niet voor te schamen. De boerenroman en het ‘heimatproza’ hebben in onze literatuur een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de moderne roman. In Duitsland kon dit echter nooit duidelijk worden.
Na de Tweede Wereldoorlog brak de Duitse vertaler Georg Hermanowski met de traditionele vertaalpolitiek. Hij stelde voor het eerst de Nederlandstalige literatuur als literatuur aan de Duitse lezer voor. Jammer genoeg beperkte hij zijn actieterrein uitsluitend tot de christelijk georiënteerde, gematigd realistische Vlaamse literatuur. Hermanowski had veel succes. In het begin oogstte hij ook in Vlaanderen veel lof, maar achteraf kreeg hij, om het met zijn eigen woorden te zeggen ‘stank voor dank’. Natuurlijk was zijn programma eenzijdig, maar men mag niet vergeten dat hij zo'n 200 romans en novellen in het Duits heeft vertaald. Hermanowski heeft ervoor gezorgd dat de Vlaamse literatuur voor het eerst zeer goed op de Duitse markt vertegenwoordigd was. Z'n engagement kende bovendien tot nu toe zo goed als geen navolging.
Bij zijn werk maakte Hermanowski dankbaar gebruik van de in die tijd goed draaiende boekenclubs. Een groot deel van zijn vertalingen kon hij daar zonder bijzondere problemen plaatsen. De oplagecijfers waren op die manier hoog, ondanks het feit dat het niet altijd grote uitgevers waren die het werk bezorgden. Daardoor kreeg de Vlaamse literatuur een zekere status. Daar kan nu jammer genoeg niemand meer op teren, want de meeste boeken zijn niet meer in de handel en samen met Hermanowski is de Vlaamse literatuur van de Duitse markt verdwenen.
Hermanowski stopte zijn vertaalactiviteiten voordat hij de moderne Vlaamse literatuur in Duitsland bekend kon maken. Hij had b.v. net een boek van Michiels en van De Wispelaere vertaald. Deze boeken werden geen succes, maar misschien was dat anders geweest als Hermanowski en Jürgen Hillner, de tweede en laatste vertaler die zich intensief voor de Nederlandse literatuur in Duitse vertaling ingezet heeft, langer hadden kunnen werken.
Vanaf 1970 werd de Duitse vertaalpolitiek weer door het toeval geleid. De continuïteit was opnieuw zoek. Sinds enkele jaren echter wijzen de beslissingen van de Duitse uitgevers op een verandering. Bij het besluit of een boek al dan niet vertaald wordt, speelt in toenemende mate het literaire niveau een rol. De hele Duitse boekenmarkt is trouwens niet meer zo thematisch georiënteerd. Oorlog, erotiek en zelfs het feminisme raken als thema's meer en meer op de achtergrond. De fantasie viert hoogtij.
Nu durft men blijkbaar ook Het verdriet van België aan, hoewel de uitgever met de titel: Der Kummer von Flandern voorzichtig op vertrouwd terrein blijft. Misschien halen de Duitse boekhandelaars nu eveneens Die Verwunderung boven water; een boek dat tot nu toe in de kelders is blijven liggen. Wellicht heeft Claus gelijk, wanneer hij Der Kummer von Flandern besluit met: ‘Wir werden sehen, wir werden sehen. Doch’, of had vertaler Johannes Piron in plaats van ‘Doch’ beter ‘Trotzdem’ geschreven?
Herbert Van Uffelen