Vaas, vis, schip, keramische beelden van Jos Verwiel
In de monumentale keramische beelden van Jos Verwiel is de oervorm van de pot terug te vinden. Al in een vroeg stadium werden er in de prehistorie in de meeste culturen potten vervaardigd, voorraadpotten, waterkruiken, drinkschalen. Met dergelijke culturen mag het werk van Verwiel verbonden worden, omdat het altijd contact houdt met de pot, hoe individueel beelden als Zevenentwintig amphora's uit 1984 en Vessel uit 1986 ons ook mogen schijnen.
Zevenentwintig amphora's is extreem in verschijning, even extreem als een gotische kathedraal. Zoals die alleen overeind kan blijven dankzij het schoorsysteem van steunberen en luchtbogen, kunnen de amforen alleen in verticale stand blijven met steun van buitenaf. Voor ze in 1984 werden opgetrokken tot een lengte van twee meter, vervaardigde Jos Verwiel ze in bescheidener aantal, maar ook toen al monumentaal. Ze zijn opgebouwd uit repeterende elementen, uit ringen klei of omhoogspiralende wanden. Dicht bij de top verspringen ze alsof de eigenlijke amfoor rust in een reusachtige koker. Daar blijkt niet iedere amfoor een amfoor te zijn, omdat niet elk exemplaar beschikt over twee oren. Het is daar bovenaan dringen geblazen: de ene vaas rekt zich nog hoger als de andere en schijnt een exponent van zich oprichtende, wervelende energie. Het resultaat houdt het
Jos Verwiel, ‘Zevenentwintig amphora's’, 1984, keramiek (in metalen frame), 200 × 150 × 150, Tilburg.
midden tussen teamgeest en competitie.
Behalve door de oervorm van de pot en het repeterend element wordt Zevenentwintig amphora's ook gekenmerkt door de neiging tot het verticale, tot een zo klein mogelijk contact met de aarde en door een vanzelfsprekende monumentaliteit. Tot de inspiratiebronnen zullen zeker de Griekse puntamforen behoord hebben waarin voedsel werd bewaard en waarvan de spitse punt werd vastgegrepen ‘als een derde oor’.
Uit het werk van Jos Verwiel spreekt een streven naar waarachtigheid: door zijn vorm suggereert het niets wat het niet is. Het is opgebouwd uit velerlei soorten klei, waar doorheen verworpen probeersels zijn gemengd, die, vermalen, het werk meer stevigheid en rijkere kleurnuances geven. De keramist werkt bij voorkeur met natuurlijke sliblagen,
Jos Verwiel, ‘Vessel’, 1986, keramiek, 160 × 280 × 100, eigen bezit.
met engobes dus in plaats van felle glazuren. Wel poedert hij het werk vaak met kleur. De pigmenten worden dan met water vastgezet. Doordat zijn beelden gestookt zijn tot 1300
o zijn ze vorstbestendig.
Het werk wordt niet opgebouwd op de aangename hoogte van een werkbank, maar vanaf de vloer, terwijl de kunstenaar hurkt, opspringt, afstand neemt; gewoonlijk wordt het daarom bepaald door de eigen lichaamslengte en door de reikhoogte van zijn armen. Er is dus lichamelijk contact met het groeiende beeld, dat zich ontwikkelt tot een gestalte met een min of meer menselijke maat, een gestalte tegenover de kunstenaar.
Aan sommige werken valt af te lezen dat ze met vaart werden opgebouwd. Er is gekozen voor een emotioneel tempo, niet voor precisie. Niet voor het perfectioneren van de techniek, het manipuleren, maar voor het gebaar van de inspiratie. Dat maakt het begrijpelijk dat er uit de handen van Jos Verwiel geen vormvolkomen potten kwamen, maar door een gedreven creativiteit voortgebrachte beelden die, letterlijk, aan de pot ontstegen.
Geleidelijk aan verdringt de ellipsvorm in 1985 en 1986 de potvorm van zijn centrale plaats. Deze ontwikkeling valt onder meer waar te nemen bij Fish and ships uit 1985 (Den Bosch, Noordbrabants Museum) en bij Vessel uit 1986. Laten we het laatste werk eens nader bekijken als pars pro toto voor de nieuwe evolutie. Als repeterend element treffen we hier liggende stengels aan, vervaardigd uit mallen met als positief: stengels en buizen met natuurlijke vezels en cannelures. Deze stengels vormen een trait d'union naar de zich oprichtende ‘vessel’ die ook uit mallen vervaardigd is. Brokkelige randen als gevolg van het werkproces worden gretig aanvaard, evenals oneffenheden van de mal. Kleine holtes herinneren aan holten die in steen te vinden zijn. Het bakken van de klei lijkt op het razendsnel doorlopen van een