Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstMarye van Dyck: ‘Ik maak eigenlijk de stillevens van vroeger maar dan van vandaag’Bij het bekijken van het nieuwste werk van Marye van Dyck komt al snel de vraag op tafel: is dit kunst? Een beeldende partituur, in neon uitgevoerd en bevestigd op een zwart glimmende ondergrond. Deze partituur wordt opgehouden door zes muziekstandaards en staat op een rubber mat. Een beeldende partituur, of het geluid, de muziek, afgebeeld als lichtlijn, hangt ook aan de muur als glimmend zwarte foto. De lijn is in de donkere kamer met een speciale lichtbundel op lichtgevoelig papier getekend en onmiddellijk ontwikkeld. Of, gekker nog, een heuse viool, strak wit gespoten, waar een groene neon-lichtlijn uitkomt, hangt aan de muur. Marye van Dyck gaat nog een stapje verder bij het in verwarring brengen van haar publiek door basklarinettist Harry Sparnaay uit te nodigen op het eerst beschreven kunstwerk een improvisatie te spelen. Wat heeft Marye van Dyck met muziek en licht? Is haar werk vernieuwend of zijn de middelen alleen nieuw? Marye van Dyck werd geboren in Eindhoven en volgde een opleiding aan de Academie voor Industriële Vormgeving aldaar. Ze schilderde en tekende en had met haar werk al snel enig succes. Een paar jaar na de Academie ging ze naar Groningen waar haar man les gaf op de Academie Minerva. Tot 1980 had ze haar handen vol aan een gezin met drie kinderen, maar bleef toch, teruggetrokken in haar atelier,
Marye van Dyck, ‘Blautöne’, 1985. Aan de wand: ‘Viola Passionata’, 1985.
aan het werk. Na 1980 ging ze echter weer exposeren. Ze gaf inmiddels ook zelfs les aan de Academie. De periode waarin ze schilderijen maakte had ze achter zich gelaten. Ze maakte vooral veel houtskool- en potloodtekeningen en onderzocht opnieuw haar mogelijkheden. De tekeningen die ze maakte en die ze nóg in reeksen maakt, vond ze weliswaar mooi maar té fundamenteel om als autonoom kunstwerk interessant te blijven. Ze vond dat ze een te persoonlijk, min of meer experimenteel karakter hebben, zoiets als het doen van vingeroefeningen op een piano. Als kind had ze thuis lang pianoles gehad en eindeloos oefeningen moeten doen met titels als Übungen für die Linke und die Rechte Hand. Tijdens het maken van de tekeningen ontstonden associaties met deze oefeningen op de piano en kwam ze op het idee een microfoontje onder het blad waarop het papier lag aan te brengen via welke ze het krassen van de conté of potlood kon opnemen. Overigens werd ze al tijden gefascineerd door het geluid dat het potlood, het penseel of de pen maakten tijdens het werken. Zo ontstonden series partituren die titels droegen als: ‘Dreizehn Bewegungen fur Siberische Reizkohle no. 2899 und die | |||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||
Marye van Dyck, ‘Identity for soli’, 1984. (+ Harry Sparnaay). Op de achtergrond: ‘Lightline’, 1983.
rechte Hand’, of ‘Siebzehn Studien fur einen Spatel Comet nr. 26/130, Tusche und die Linnke Hand’. De dertien of zeventien tekeningen zijn in zo'n geval verpakt in een prachtige zwarte doos met een geluidsbandje erbij. Over deze relatie met, of beter misschien associaties met geluid zegt Marye van Dyck: ‘Ik kreeg tijdens het pianospelen zó genoeg van het steeds maar reproduceren, uitvoeren van composities van anderen dat ik ermee ophield’. ‘Kleur en muziek liggen voor mij heel dicht bij elkaar. Ik zie bepaalde tonen zeker in relatie met een bepaalde kleur. Soms zie ik fotografisch duidelijk voor me hoe een bepaald muziekstuk eruit ziet. Op onverwachte momenten is zoiets er plotseling. Iedereen zal natuurlijk zo zijn eigen beelden hebben bij muziek’. Je zou kunnen zeggen dat ze met deze partituren uit 1980-1983 haar eigen composities maakte in een medium dat ze volledig beheerst. Het maken van deze partituren betekende een cruciaal moment in de ontwikkeling van haar werk. Vlak ervoor maakte ze fotosequenties van de ontstaansfase van een tekening die ze dan exposeerde met tot slot, na 24 of 36 foto's, het eindprodukt. De verbinding met de muziek lijkt haar echter een heel nieuw en eigen gebied te hebben gegeven. Muziek en licht hebben bijvoorbeeld een driedimensionaliteit die haar de ruimte geven haar werk ook werkelijk ruimtelijk te maken. Geluid, licht en neon verplaatsen zich bovendien in werkelijkheid ook via golven door de ruimte. In de titels, in het materiaal van het werk, zitten veel tegenstellingen verborgen. Marye van Dyck wil geavanceerd materiaal gebruiken, materiaal van onze tijd. ‘In feite’ zegt ze ‘maak ik de stillevens van vroeger maar dan van vandaag’. Het neon, het fotopapier ziet er hard uit. De titels zijn echter theatraal, poëtisch soms en humoristisch en verwijzen vaak naar muziek of kunstgeschiedenis, zoals Der Gelbe Klang uit 1984. Steeds weer relativeert Marye van Dyck op deze manier het fundamentele aspect in haar werk. Het materiaal mag dan hard zijn, er staat de persoonlijkheid van het handschrift tegenover. De neonlijn wordt rechtstreeks nagemaakt van de gekleurde lichtlijn. De lichtlijn ontstaat weer na dagen vingeroefeningen op papier te doen. De tegenstelling in haar werk is het grootst in de schijnbaar simpele verschijning van het beeld, met referenties naar de werkelijkheid en de dubbele bodems die duidelijk worden bij een langere beschouwing van het werk en die te vinden zijn in de titels of in het gebruik van het werk. Zelf zegt ze erover: ‘Ik doe vaak duidelijke uitspraken, die echter soms tegengesteld zijn. Daartussen ligt een heel genuanceerd, complex gebied; daar liggen de essenties, verdiepingen en weerleggingen. Het is voor mij een belangrijk stuk met ruimte en vrijheid, zonder duidelijke norm of wet’. In haar werk brengt Marye van Dyck het fundamenteel onderzoek uit haar tekeningen samen met een beeld dat soms theatraal is, zich soms verbindt met het ‘gewone, banale’ leven. Er ontstaat bovendien een wisselwerking tussen de levendige, subjectieve praktijk van alledag en de meer filosofisch getinte problemen van een zich steeds herha- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||
lende reeks oefeningen of handelingen die het leven óók bepalen. Ze zoekt naar de kern, het wezen van een tekening, maar maakt dit zoeken niet tot dogma. Ze zoekt naar hoe de abstracte materie van muziek eruit ziet maar brengt die tegelijk ook weer terug tot de praktijk van de muziek. Het verst ging ze met dit laatste in het werk Blautöne uit 1985. Op een door blauw neon aangelicht tableau van 30 cm hoog perspex staat een zilverkleurige saxofoon in een standaard, samen met een metronoom en acht blauwe lampen. ‘Het liefst’, zegt ze ‘zou ik willen dat het werk ergens in de woonkamer staat en dat er van tijd tot tijd iemand op de saxofoon zou spelen’. De blauwe tonen van de saxofoon, het blauwe geluid, weer hoorbaar maken. Anneke Oele | |||||||||||||||||||||||
Belangrijke exposities
|
|