Poëzie over de grenzen
In 1985 publiceerde Remco Ekkers een bundel gedichten voor jeugdige lezers, Haringen in sneeuw, die bekroond werd met een Zilveren Griffel. Is de recent verschenen bundel Een faun bij de grens, met gedichten voor ‘volwassenen’ dan een debuut? Het begrip debuut is in deze situatie betrekkelijk, zoals de grens tussen jeugdige en volwassen lezers betrekkelijk is, zoals meer grenzen dat zijn. Het relativeren van grenzen is een van de opvallende kenmerken van Ekkers' poëzie.
Dat zijn in een cyclus verzen die een ‘winterreis’ naar Berlijn weerspiegelen, politieke grenzen, die tussen Oost en West. Twee werkelijkheden binnen de kring van één stad waarin allerlei contrasten zich voordoen: liefde als een persoonlijke ervaring, gemechaniseerde lust van het seksbedrijf; het in steen verstilde geluk van een paar uit het oude Egypte, de doorstromende beweging van ouderdom naar jeugd enz. op het schilderij ‘Jungbrunnen’ van Cranach.
Maar belangrijker in deze bundel is het spel met andere grenzen in de werkelijkheid: die tussen feit en illusie, of tussen feit en verbeelding, of tussen deze en de gespiegelde werkelijkheid. Het apart gezette gedicht ‘Fountains Abbey’, waarmee de bundel opent, is in dit opzicht programmatisch en de titel van de hele bundel verwijst er ook naar. De eerste strofe:
over de stenen, het maaiveld
Die faun kan uit een klankassociatie met de naam Fountains Abbey zijn geboren, hij kan een van de groteske ornamenten van het Middeleeuwse bouwwerk zijn, het voornaamste is dat zijn snelle beweging iets in de tijd verschuift, en in de ‘werkelijkheid’ (dat toch al zo betrekkelijke begrip) een leegte achterlaat. Er worden grenzen in de ervaring opengebroken.
In het gedicht
A bigger splash staat een ‘je’ aan de rand van het zwembad en zwemt een ‘hij’ onder water. De situatie lijkt alledaags tot de laatste regel: ‘Wanneer breek je door het oppervlak?’ Dan schuiven de personages door elkaar, doet zich de vraag voor of er wel een ‘grens’, een onderscheid, was tussen die ‘je’ en die ‘hij’. Zo heeft het er alles van weg dat de dichter in zijn werk de feiten tracht te manipuleren, ‘Omdat je kijkt naar de dingen / bestaan ze’ staat in het gedicht
Licht. Kijken, want het gaat dan verder over de schilder Braque. Verscheidene gedichten in deze bundel zijn aan schilders of schilderijen gewijd en dat is
Remco Ekkers (o1941).
(Foto: Chris van Houts).
geen bijkomstigheid. Het aloude thema van de woordkunst die tracht de concretere mogelijkheden van de beeldende kunst in te halen, of zich daarbij achtergesteld voelt, lijkt hier ook mee te spelen. ‘Een beeld is dichterbij dan een woord’, staat in dat zelfde gedicht
Licht. De schilder kan meer met de werkelijkheid doen, kan de bocht in een rivier vervalsen (
De Lek onder Schoonhoven), kan dingen doen verdwijnen. Dat de dichter dit spel ook wil spelen, laten de twee gedichten
Sneeuw zien. Er staat een stille auto in de sneeuw en in het tweede gedicht grijpt de dichter, als was hij een schilder, in dat beeld in:
De sneeuw als verfstreek witte
tegen het hek, voor de auto.
met brede kwast. Geblokkeerd.
Zoals de faun de grens tussen feit en illusie opheft, zo beïnvloedt de daad met de verfkwast de verhouding tussen feit en verbeelding. Ze wisselen van plaats; en ook hier ontstaat leegte.
Het zal duidelijk zijn, dat er in deze bundel van Ekkers interessante poëzie staat. Nieuw is het niet, dit spel met de manier waarop wij de werkelijkheid ervaren als we gedichten lezen of schrijver. Vooral in de aangehaalde gedichten Sneeuw doet het denken aan de poëzie van Bernlef.