eigen, anekdotisch weergegeven leven. Op het eerste gezicht komt er in Destinaties geen glimpje ‘ik’ voor. Het thema dat hij heeft gekozen is niet meer en niet minder dan de geschiedenis van de mens. Hij verdeelt deze in acht perioden; elke periode is voorts weer onderverdeeld in acht essentiële momenten. De lezer krijgt aldus acht octaven aangeboden, (samen 64 kwatrijnen) voorafgegaan door twee kwatrijnen die als motto fungeren: een aan Harry Mulisch, een aan ‘Petra’. Gezien deze volgorde en de bouw van de bundel, mogen we aannemen dat de dichter zich aansluit bij Mulisch' filosofie, zoals vastgelegd in diens De compositie van de wereld, waarin het bestaan van de mens wordt gestructureerd en bovendien het begrip octaviteit wordt gehanteerd. Men denke echter niet, dat Destinaties de poëtische afgeleide of illustratie van Mulisch' werk zou zijn; Veltman geeft zijn eigen visie op bestaan en bestemming van de mens door de eeuwen heen.
In het eerste octaaf richt hij zich op en tot de oermens: ‘Je strekt je naar de boom en staat rechtop. / Je poot wordt arm, wordt hand. En in je kop / doemt raadselig, want voor het eerst bekeken, / de omtrek van een zwerfsteen voor je op’. Een mooie vondst, dit gebruik van de tweede persoon. Daarmee toont de dichter zijn betrokkenheid bij het menselijk bestaan, vanaf het moment dat een aap zich oprichtte. Deze ‘jij-vorm’ zal tot het einde toe worden volgehouden. Daarmee wordt ‘de mens’ ook voor de lezer een concreet persoon, die men in het eerste octaaf o.a. taal en vuur en rotstekeningen ziet maken. Opvallend is hier in het laatste kwatrijn Veltmans vaststelling dat de mens na het scheppen van een god de rust en intimiteit van gezin en huisvesting zoekt: ‘Moe van de tocht van pool naar evenaar, / zoek je de rust, een huis, een klein altaar. / Je metselt Jericho. Daar wil je wonen. / De man, de vrouw, het kind. Dicht bij elkaar’.
In het tweede octaaf komen de vroege culturen in zicht: Egypte, Kreta, Griekenland. Wanneer Veltman over de sfinx en het raadsel schrijft, herkent men misschien te snel de visie van Mulisch, maar een kwatrijn als het volgende laat toch geen twijfel omtrent Veltmans geïnvolveerdheid: ‘Je hoort verwonderd Socrates betogen. / Hij toetst je grenzen in de dialogen / en stelt de vraag die je doet duizelen. / Dan antwoord je, en staat met grote ogen’.
Aan het Romeinse Rijk wordt het gehele volgende octaaf gewijd. Veltman laat er geen twijfel aan bestaan, dat het woord van de dichter belangrijker is dan het zwaard van de soldaat. Hij beziet alles vanuit het perspectief van het heden. Door die subjectieve benadering wordt al het vroegere actueel en kan Veltman schrijven alsof hij erbij staat: ‘Horatius leest voor uit zijn gedichten. / Je hoort het metrum en de tegenwichten. / Pluk nu de dag, het uur. Het lyrisch woord / legt tekens van geluk op de gezichten’.
Bij de uitbeelding van het christendom (vierde octaaf) blijkt de kwatrijndichter niet minder bewogen. Juist door niét de algemene, ‘objectieve’, naar de abstractie neigende kenmerken te noemen, maar af te gaan op de werking van intuïtief gekozen concreta, weet hij het verleden letterlijk te verhelderen.
Wanneer de Middeleeuwen worden opgeroepen in het vijfde octaaf, beperkt Veltman zich ditmaal niet tot het Westen. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan; bij de schets in kwatrijnen van hoofdmomenten uit de menselijke geschiedenis en beschaving, mag een eerbewijs aan Omar Khayyam, de meester, niet ontbreken: ‘Een zacht, vreemd zingen drijft er langs je raam. / Een verre stem geeft je een nieuwe naam. / In duizend en één nacht vind je de liefde. / Diep in de tuinen spreekt Omar Khayyam’.
In het zesde octaaf, dat is gereserveerd voor de Renaissance (in de ruimste zin), is Martin Veltman duidelijk in zijn element. Hij die vooral de klaarheid en verheldering zoekt, ervaart in de Renaissance de helderheid zelf. Men voelt meteen welk een geweldig moment er b.v. aanbreekt met Leonardo da Vinci: ‘Je wordt je van de schaduwen bewust / waarin je duizend jaren had gerust. / Da Vinci strooit zijn licht over Toscane. / Alsof je uit je naslaap wordt gekust’.
Donker en somber daarentegen is de weergave van de moderne tijd (zevende octaaf). Vorm en inhoud zijn wederom elkaars spiegelbeeld. De Franse Revolutie wordt reeds twee kwatrijnen verder gevolgd door Hiroshima. Daarmee is 's dichters visie duidelijk. Het is er een van somberheid en pessimisme. Zelfs binnen het domein van de poëzie ziet hij weinig licht: ‘De taal is als de velden witbestoven. / Wie poëzie zegt, roept het voor de doven. / De kou houdt aan. Poolwind fluit door je tuin. / Geen krokus zal nog bloeien in de hoven’.
Dezelfde stemming treft men aan in het laatste octaaf. Bijna elk kwatrijn is hier een romantisch verweerschrift. Tegen de ontmenselijking, tegen de massaliteit. Uiteindelijk wordt de mens meegenomen met de aarde die in het zwarte gat verdwijnt. Dat is de uiteindelijke bestemming die Veltman voor zich ziet. Het is geen vrolijk verhaal, maar het is poëzie. Het perspectief vindt hij in het verleden, hij bezit een heimwee naar heldere verten. Vanuit deze romantische gesteldheid ontstaat er een groot mededogen met de mens door de eeuwen heen, dat niet anders dan lyrisch verwoord kon worden. Het is aan de lezer de vitale kracht ervan te ontdekken.
Destinaties is een uitzonderlijke bundel: door de grote opzet, door de volgehouden vormkracht, door de uitgesproken visie. Vanzelfsprekend glijdt de dichter bij een dergelijk werkstuk best eens uit, in ritme, in vermin-