Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdLijden aan het leven (Herman Brusselmans)Het werk van de in 1957 geboren Gentse schrijver Herman Brusselmans mag zich niet alleen verheugen in het feit dat het in Nederland wordt uitgegeven, maar ook dat het door de Nederlandse recensenten goed wordt ontvangen. Zijn voorlaatste boek, De man die werk vond (1985), kreeg zelfs bijzonder lovende besprekingen die voor een Vlaams auteur een hart onder de riem moeten betekenen en die de tol, die hij als woordkunstenaar aan het typisch Nederlands vocabularium dient te betalen, toch enigszins milderen. De man die werk vond liet in de eerste plaats een mogelijk nieuw talent vermoeden, maar wekte vooral belangstelling door de manier waarop een hedendaags klimaat van verveling, nihilisme en bijpassende melancholie werd opgeroepen. Iets dergelijks heeft Brusselmans gedaan in zijn recentste roman, Heden ben ik nuchter.Ga naar eind(1) Hierin krijgen we het verhaal van Eduard Kronenburg, ambtenaar bij het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, die zijn existentiële angsten en onzekerheden (die de facto dus nooit geconcretiseerd kunnen worden) tracht te bestrijden door overvloedig drankgebruik en kalmerende pillen, en door een toch ontoereikende verbeelding, waarin hij als ‘de majoor’ gevangen en gemartelde vrouwen uit de handen van hun beulen bevrijdt. In het werkelijke leven is Kronenburg overigens voortdurend op jacht naar vrouwen, en het behoeft dan ook geen betoog dat de obsessie van de erotiek, zoals die in zijn dagdromen tot uiting komt, een goed deel van zijn leven beheerst. Maar zijn houding tegenover de leden van het andere geslacht is op zijn zachtst gezegd ambivalent: Kronenburg is veeleer iemand die met zijn mannelijke collega's drinkt en leutert, en in zulke gesprekken moeten de vrouwen het altijd ontgelden. Maar het maakt hem als personage niet minder interessant. De onophoudelijke leegte waarin de man zich bevindt, en die hij tracht te vullen met de gebruikelijke parafernalia en kroegpraat, laat Brusselmans doorwerken in de schriftuur die op het eerste gezicht al even leeg is, maar die welbeschouwd bijzonder treffend het heersende geestelijke klimaat reveleert. Er wordt inderdaad wat gepraat, gefluisterd of gemompeld, en de verbale invallen van Kronenburg en zijn compagnons zijn legio, maar de woorden- of gedachtenstroom zit vol kolken en stroomversnellingen waaruit de existentiële angst opborrelt. En er is geen angst zonder ironie of cynisme, althans niet in een roman die handelt over iemand als Eduard Kronenburg, een man die duidelijk problemen heeft om op een evenwichtige manier met de wereld in contact te treden, maar die dan weer in zijn eigen labiliteit voldoende houvast vindt om de dagelijkse tegenslagen te trotseren. Ongeveer zoals de hofnar diende om de spanningen (op) af te reageren, of de marginale dorpsenkeling, of andere soortgenoten. Er schuilt iets van deze figuren in het personage Eduard Kronenburg, die ongestraft mag afgeven op alles wat hem in de weg staat, en dat is in de eerste plaats zijn eigen persoonlijkheid en zijn eigen wereldbeschouwing die de oorzaak vormen van zijn onvermogen om tot diep-menselijke relaties te komen. Vandaar de intermezzo's waarin hij brieven of ontwerpen van brieven aan zijn vrouw schrijft, die evenwel nooit op hun bestemming aankomen. Overigens is het zeer de vraag of de gevoelens en intenties, waarvan zij de uitdrukking zijn, wel voldoende oprecht of | |
[pagina 428]
| |
Herman Brusselmans (o1957).
diepgaand zijn om enig effect te hebben en de toenadering tussen hem en zijn vrouw mogelijk te maken. Blijkbaar slaagt hij er evenmin in een volwaardig gezin te stichten: ook daartoe ontbreekt hem de basis. In zijn puberale gedragingen moet hij zich dan maar tevreden stellen met ersatzmiddelen, en een daarvan is de taal waarvan hij zich bedient. Er zit geen greintje originaliteit in, en toch bevat zij voldoende esprit om het boek lang overeind te houden. De roman Heden ben ik nuchter steunt grotendeels op deze paradoxale houding tegenover het woordgebruik en op de pogingen van de schrijver om ook de verbale leegte van onze tijd nog zinvol op te vullen. Het is een toestand die de lezer even doet terugdenken aan Reves succesboek De avonden, dat op een soortgelijke paradox was gebouwd: een tekst waaruit niets dan verveling straalde, toch nog aantrekkelijk te maken. Of Heden ben ik nuchter dezelfde reacties zal losmaken bij het publiek, moeten we afwachten. Brusselmans heeft in ieder geval flink zijn best gedaan om de spanning van het alledaagse op de lezer over te dragen, en daarbij heeft hij geen ongewone of originele technieken geschuwd: zo heeft hij alvast zichzelf ten tonele gevoerd om de mogelijkheden van zijn personages verder uit te diepen. Het optreden van deze literaire Brusselmans blijft evenwel schimmig en weinig overtuigend, zodat de tour de force zonder veel resultaat blijft. Toch mogen we gerust stellen dat deze roman geslaagde passages bevat die wellicht nieuw en beter laten vermoeden. Paul van Aken |
|