Jean-Paul Franssens (o1938).
(Foto Pk. Mechanicus).
ànder verhaal uit te voorschijn komt; wel komt er zicht op gewijzigde betekenissen, meerduidigheid, verborgenheden en de talige kant van de tekst. Vergelijk voor een klein proefje het verschil tussen de beginregels van deel II en deel IV):
Zij praat zoveel met zichzelf
De villa arcana (‘Huize der verborgenheden’ vertaalt de flaptekst) is het huis van de vader, groot, omgeven door tuin en traliehekken, vol onrust, bewoond o.a. door weerzinwekkende oude vrouwen (De enige teksten van de vader die voor de zoon verstaanbaar zijn, zijn zijn bevelen en zijn verhalen over zijn vroegere huizen). Voor de ik is het huis een huis vol verschillende ruimtes en onbekende gedeelten waar hij nog steeds de weg niet weet; in de koude gangen vreest hij voor zijn kindermeisje. Deel XXXIX luidt: ‘De vreemde angst die ik heb // Om door dit huis te gaan // Altijd opnieuw de dood tegemoet’. Hij zal er alleen achterblijven, met de oude vrouwen, in afwachting van het moment dat hij groot zal zijn, geen angst meer zal kennen, zich zal weten te gedragen.
Villa Arcana daagt uit tot het zoeken van diepere betekenissen, maar weerhoudt er de lezer tegelijk van door zijn filmischromantische kwaliteiten. Het is, geloof ik, uitsluitend de lust die de tekst beweegt, die appeleen aan een heel register van emoties bij de lezer, en dus aan diens plezier. De lezer kan zwelgen of puzzelen, en is zeker van kwaliteit, zonder al te dwingende wijsvingers naar het hogere of diepere, literair dan wel levensbeschouwelijk.
Ineke Bulte
jean-paul franssens, Villa Arcana, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986, 54 p.