Armando, ‘Schuldig landschap’, vierdelig: 2 van 100,4 × 75,2 cm en 2 van 63,7 × 104,1 cm, 1976.
Lichte kuchjes in de zaal, toen, op het toneel, de vijand zich meester maakte van de marmeren zuil, die ongetwijfeld van bordpapier was. Moesten wij niet meedoen, moesten we altijd maar toeschouwer blijven, we moesten ons toch melden. Opdat we konden zeggen: we waren erbij, we hebben gedaan wat we moesten doen en we zijn menselijk gebleven. Ja, we waren erbij. Graag.
‘En dan zaten ze hier in de huiskamer met hun laarzen aan en hun broek zat in dezelfde vorm en met dezelfde vouwen in hun laarzen gepropt als jij dat nu hebt, ik zie ze nog zitten, want ze zaten altijd hier in de huiskamer.’
‘Volgens mij zaten ze nooit hier in de huiskamer, nooit heeft er hier een in de huiskamer gezeten. Nooit.’
Ja, de bomen staan er nog, zowaar. Maar dat lawaai, waar komt dat lawaai vandaan. Dat was er toen niet.
Ik noem het ‘schuldig landschap’. Ik kan ook zeggen: ‘vijandig landschap’. Goede voornemens. Het landschap zal door mijn toedoen in z'n schulp kruipen, wees daar zeker van. Ik ga behoedzaam in de aanval. We gaan het landschap aanpakken. We gaan heersen.
Ondanks alle verschillende verschijningsvormen, op basis waarvan Armando op de titel dubbeltalent aanspraak mag maken, zijn de gebieden waarop hij zich toelegt strikt van elkaar gescheiden. Er treden geen tussenvormen op en elk terrein behoudt zijn eigen mogelijkheden. Het schrijven doet hij onderweg; het schilderen gebeurt meer instinctief en biedt meer ‘spektakel’, zoals hijzelf zegt in een interview in Kunstschrift, maart-april 1984.
Voor Armando zijn al deze uitingen van kunst noodzakelijk om het kwaad te achterhalen. Hij hult zich in extremen en hij lijkt enerzijds te zijn gebiologeerd door het ‘kalt stellen’ van de feitelijke informatie en anderzijds door het mateloze, eerst in een monochrome, informele schilderkunst en later in series vlaggen die even veel op bijlen lijken. Er zit in Armando een gespletenheid waardoor hij de werkelijkheid niet kan zien als een gegeven, maar voortdurend zoekt naar een verborgen betekenis die hij wil bovenhalen. Zijn kunst is een uiting van woede, maar tevens een verzoening of catharsis voor de warboel aan nuances die de werkelijkheid oplevert.
De werkelijkheid van Armando erkent geen samenhang, hoogstens een tijdelijke consideratie als een wapenstilstand. Hij blijft het verleden tot stilstand dwingen. De tijd moet bij Armando ordelijk en niet willekeurig verlopen. Hij haat de willekeur en is er zeker niet op uit via zijn kunst emoties op te wekken.
In een zelfportret uit 1960 formuleert Armando zichzelf zo:
‘Een lange, slanke man betrad een gigantisch gebouw in één van de wereldsteden. Hij had een katachtig en lenig lichaam, een opvallend knap gelaat en een donkere, snor. Zijn koude, loerende ogen gleden even over de menigte, die hem bij de ingang stil en geïmponeerd gadesloeg. Hij werd onmiddellijk gevolgd door zijn drie wondermooie vrouwen en vier onguur uitziende, grofgespierde mannen, die zoals outsiders wisten, onder hun dure kostuums behalve spierenbundels ook wapenen verborgen. Zij vormden de trouwe