Derde Wereld, een spelen met vuur. Daarentegen blijft er ‘een sprankel hoop: Europa’ (p. 80). Helaas is het huidige, verdeelde Europa niet anders dan ‘een bange toeschouwer en een nuttig hulpje voor de superkampioenen’ (p. 111). Een pleidooi dus voor een ‘Europe européenne’, maar dan écht geïntegreerd, waarbij men niet moet schromen voor een eenheid ‘à deux vitesses’.
So far so good. Toch heb ik welgeteld twaalf vraagtekens in de kantlijn gezet. Ze kunnen hier niet allemaal worden verklaard. Slechts enkele. Allereerst een korrel zout op twee historische slakjes.
Op p. 56 is sprake van een spookbeeld, dat in de sowjethistoriografie nog steeds opgeld doet: de zogenaamde (maar in feite nauwelijks bestaan hebbende) ‘interventieoorlog van het kapitalistische Westen’ tegen de jonge Sowjet-staat. Wie daarover George Kennan leest (Russia and the West under Lenin and Stalin) weet, dat dit een ‘oorlog’ is geweest... praktisch zonder gesneuvelden.
Op p. 64 wordt als vaststaand gezegd, dat de bommen op Hirosjima en Nagasaki uitsluitend voor Moskou bedoeld waren, ter waarschuwing. Was Japan werkelijk al zo bereid tot kapitulatie op 6 augustus 1945? Zeker is dat niet.
Veel belangrijker is natuurlijk de vraag, hoe het verscheurde en dubbel gesatellitiseerde Europa tot eenheid en dus tot zelfstandigheid kan komen. Hier worden de vraagtekens actueel.
Op p. 102 staat de formule: ‘Europa is geen derde macht, maar een derde weg’. Dat wordt voor mij onbegrijpelijk. Zeker, een macht die voor verkeerde doeleinden wordt gebruikt - of die uit besluiteloosheid nergens voor wordt ingezet - is historisch veroordeeld. Ze is ofwel gevaarlijk ofwel wezenloos. Maar hoe wil men in een wereld, beheerst door ‘super-powers’, gewicht in de schaal leggen als men zelf geen ‘macht’ is? Macht is allerminst ‘in sichselbst böse’. Ze is een instrument, noodzakelijke voorwaarde om (hoe dan ook) te kunnen handelen. Om een doel te bereiken, een visie te verwezenlijken, moet men dat instrument bezitten. Machteloosheid is geen ideaal!
Op verschillende plaatsen wordt aanbevolen, dat Europa, aan beide kanten van het IJzeren Gordijn, tot een atoomvrije ruimte zou worden omgetoverd. Technisch een betwistbaar voorstel, immers de huidige raketten kunnen gemakkelijk over zulke bufferzones heenreiken. En politiek? Het probleem is, dat, als het Westen zich terugtrekt, het al gauw aan zee en oceaan terecht komt, terwijl het Oosten, over enorme diepte beschikkend, dat vraagstuk niet kent. Veel meer voor de hand ligt de oplossing, dat de Franse (eventueel ook de Britse) atoomkracht ter beschikking zou komen, niet van de twee naties, maar van West-Europa als geheel. Dan zouden wij verlost worden van de Amerikaanse raketten, die voor de U.S.S.R. inderdaad een directe bedreiging vormen, met alle ons weer bedreigende reacties daarop.
Kortom, er valt m.i. wel iets op Coppieters' project af te dingen. Maar dat is, ondanks alles, het voornaamste niet. Het belangrijkste is, dat hij het Nederlandstalig publiek hardhandig wakker schudt. Gezien de huidige apathie is dat een actie van openbaar nut.
H. Brugmans
maurits coppieters, De Schone en het Beest, Soethoudt, Antwerpen, 1986, 129 p.