Vlak bij Vlaanderen
Je begint met te denken: Alweer een Hollander over het zuiden. Wat heb je daar nog aan? Maar na een tiental pagina's zeg je: Hé, deze man weet iets van zijn onderwerp af, hij kent de petite histoire van de Vlaamse letteren véél beter dan ik! En je leest meteen geboeid verder, met hetzelfde welbehagen dat roddelen kan verschaffen.
In dit boekje vertelt Wim Zaal over zijn ontmoetingen en ervaringen in Vlaamse pastorieën, op Vlaamse poëziedagen, met Vlaamse tijdschriftredacties, Vlaamse uitgevers, noem maar op, de hele ongevaarlijke jungle waarin de Vlaamse letteren tetteren en etteren. Hij doet het welsprekend en spits, zodat je ook bij uitlatingen die je niet kunt aanvaarden, blijft glimlachen.
Zo evolueer je bij de lezing van instemmend gegrinnik tot afkeurend gegrom, al naar gelang van wat Zaal je voorschotelt, au gré de ses souvenirs. Het is bijzonder moeilijk daar een helder idee van de gehanteerde criteria uit te destilleren. Zaal vertelt maar en ik reageer maar. De lezer is niet verplicht het met een van ons beiden eens te zijn.
Zaal veegt eerst de vloer aan met zijn vroegste literaire verleden, met zijn opvoeding bij de paters jezuïeten, met Verschaeve, met het tijdschrift Nieuwe Stemmen en Albert de Longie, met Flor Grammens. En je zegt: Ja, zo ongeveer heb ik ook over die mensen en dingen gedacht, toen, en ongeveer zo denk ik er vandaag ook over: ‘als de ziele luisterde vernam zij slechts geraas’. Daarop volgen een aantal portretjes van leeftijdsgenoten als Anne Dellart, Marc Andries, Roger Serras, Walter Zone (Jos Daelman), Walter Haesaert, meewarig over de eerste drie, ronduit vernietigend voor de laatste twee, evenals voor de literaire prijzen in onze gewesten.
Daarna volgt dan een bijzonder geslaagd hoofdstuk over Willy Tergat, jan Verwest en hun sumirisme, met een uitlopertje naar het nog altijd welvarende tijdschrift Kruispunt (dat echter niet meer marxistisch-literair kan worden genoemd). Voor dit essaytje alleen al is het boekje het kopen waard.
Wat Zaal vertelt over de toenmalige jongerentijdschriften, Paul de Vree en Marcel van Maele is geestig, wat hij openbaart over Maurice Roelants moorddadig. Dadelijk daarop bracht de lectuur een pijnlijke verrassing voor uw recensent: een pletrolpassus over het ‘ouderentijdschrift’ Trefpunt, ‘een driemaandelijks blad van middelbare en bejaarde schrijvers voor wie in de grote periodieken geen plaats was. Of eigenlijk: geen plaats in de Dietsche Warande. Zij zouden er niet over peinzen elders hun werk aan te bieden, daar waren zij te conservatief voor’. Ik heb een moment aan dat blad vooroudjes meegewerkt, maar ik heb toch van harte met Zaal meegelachen.
De auteur overdrijft wel eens. Is