heeft gelezen, zal in dit artikel weinig nieuws aantreffen. Wel is Op de Beeck hier uitvoeriger over de mogelijke rol die de Vlaamse beeldindustrie kan spelen bij de totstandkoming van een eigen Vlaamse beeldcultuur. In De cijfers achter de letters - Pers en uitgeverij vindt Marc Reynebeau de scheve ideologische verdeling in de Vlaamse dagbladpers zorgwekkend. De democratie wordt er inderdaad niet door gediend als de huidige politieke meerderheid, die nauwelijks 51% van de bevolking vertegenwoordigt, 95 van de pers achter zich heeft staan. Dit geldt des te meer als men ziet dat er een grote verstrengeling van journalistiek en politiek bestaat die, zoals Reynebeau het nog voorzichtig uitdrukt, een redelijk gezagstrouwe, makke en weinig dynamische journalistiek oplevert. Jos Geysels en Piet Piryns klagen deze kwaal ook aan in Politiek en cultuur geeft nog geen politieke cultuur. Zij aarzelen niet om hoofdredacteuren en commentatoren persattachés te noemen van de zuilen, de politieke partijen en belangengroepen. In Stand der letteren wandelt Joris Note door het literaire landschap. De illusies die hij 10 jaar geleden nog had, zijn in rook opgegaan. Hoewel subtieler dan 10 jaar geleden, wordt in Vlaanderen nog altijd een zakelijke literaire discussie onmogelijk gemaakt door de voor de literatuur volstrekt irrelevante polarisering tussen de duivel en de goede god, tussen vrijzinnig en katholiek. Dat de Vlaamse literatuur in de Nederlandse media niet aan haar trekken komt, vindt Note een klacht die men beter niet kan uiten als men ziet dat de Vlaamse media zelf schromelijk te kort schieten. Het regressieve literaire klimaat wijt Note aan het ontbreken van een uitgebreide recensiecultuur en vooral van een gezaghebbende literaire kritiek. De kritiek is niet alleen te lauw en nooit polemisch, ze vertoont ook een schrijnend gebrek aan doordachte criteria en aan reflectie over de literaliteit van
de teksten. Rudi Laermans heeft het over de Vlaamse variant van de jeugdsubcultuur die in Vlaanderen veel tammer is dan in het buitenland en zich bij ons ook later aandient. Verder levert Johan Wambacq nog een bijdrage over het nieuwe Vlaamse theater dat sinds 1980 vanuit de marge van het theaterleven een steile opgang heeft gemaakt en waarvoor de belangstelling en de erkenning in het buitenland groot is. Als er momenteel iets voor Vlaanderen in het buitenland een ambassadeur kan zijn, dan is het wel het theater. Tenslotte is er nog Daniël Robberechts' bijdrage over Het intellectuele klimaat. Als Robberechts, geïnspireerd door een al lang gedateerd literair procédé, een tekst aflevert die een cryptogram is, dan pas ik. Misschien kan Robberechts in de toekomst eens een tekst schrijven waarin alle lidwoorden zijn weggelaten of waarin in plaats van van links naar rechts en van boven naar onder, van rechts naar links en van onder naar boven wordt geschreven. Ondanks deze opmerking is Een bewogen portret het lezen meer dan de moeite waard.
Werner Duthoy
Een bewogen portret. Cultuur en politiek in Vlaanderen, Kritak, 1986, Leuven, 158 p.