Neerlandistiek in Zwitserland
Wie achter de titel van het door S. Sonderegger en J. Stegeman uitgegeven boek Niederlandistik in Entwicklung een werk zoekt dat de ontwikkeling van de neerlandistiek in de jongste jaren of in het verleden beschrijft, komt bedrogen uit. De ware aard van deze publikatie wordt pas in de ondertitel (Vortädge und Arbeiten an der Universitat Zürich) meegedeeld en de toelichting in het voorwoord, dat het in de bedoeling ligt aan Duitstalige lezers ontwikkelingen in de neerlandistiek voor te stellen, doet niets af aan het feit dat hier wel aspecten maar nauwelijks ontwikkelingen van de neerlandistiek aan bod komen.
De bundel opent met een boeiend opstel van W.P. Gerritsen (Utrecht) over de mogelijke reële achtergronden van het middeleeuwse verhaal van SintBrendaan. Dan volgt een uitvoerige bijdrage van F. Veenstra (Amsterdam) waarin interessante parallellen tussen P.C. Hoofts Geeraerdt van Velsen en N. Machiavelli's opvatting over het thema ‘samenzwering tegen een staatshoofd’ worden getrokken. Hooft schijnt Machiavelli's oordeel wel gekend, maar niet gedeeld te hebben. Het artikel van A.L. Stitemann (Utrecht) behandelt het begrip van de negatieve held ‘in der modernen Niederländischen Literatur’. In werkelijkheid bekijkt de auteur zijn thema vanuit de Europese romanproduktie in de 19e en vroege 20e eeuw, zodat het Nederlands (met auteurs als G. Walschap, M. Emants en W.F Hermans) maar een bescheiden rol krijgt toebedeeld. Met een taalkundige bijdrage van A. Sassen (Groningen), die de geldigheid van het z.g. Humboldtsche Prinzip (‘met elke taalvorm correspondeert slechts één betekenis en elke betekenis wordt slechts door één taalvorm verwoord’) op basis van verschijnselen als homonymie en polysemie in twijfel trekt, wordt de reeks bijdragen uit Nederland afgesloten.
De trits opstellen uit Zürich wordt geopend met een interessante uiteenzetting van de bekende germanist S. Sonderegger over de kijk van Zwitserse geleerden van de 16e eeuw tot de 18e eeuw op taal, land en volk in Nederland en Vlaanderen. We komen er o.a. te weten dat de Helvetiërs vroeger het Nederlands (en het Nederduits) waarvoor ze de term ‘Wat(t)ländisch’ (van nl. en ndt. wat = hdt. was) ontwikkelden, nauwer met het Zwitsers Duits verwant beschouwden dan b.v. het Hoogduits. De vertalingen die de dichter S. George van het werk van A. Verwey maakte, zijn het thema van een studie van D. Bietenhader. Het artikel van J. Stegeman tenslotte heeft niets met neerlandistiek meer van doen. Het is een poging om het fenomeen vertaling met het begrippenarsenaal van de communicatiewetenschap te beschrijven met als einddoel, het formuleren van een ‘objectief’ oordeel over de kwaliteit van (literaire) vertalingen mogelijk te maken.
In deze bundel, die passender Züricher Beiträge zur Niederlandistik had kunnen heten, zal elke neerlandicus wel iets van zijn gading vinden. Het is te hopen dat het ook de belangstellenden in het Duitse taalgebied zal bereiken en dat de uitgevers dit lofwaardige initiatief in de toekomst zullen voortzetten.
Amand Berteloot
Niederlandistik in Entwicklung. Vortrage und Arbeiten an der Universiteit Zürich, herausgegeben von s. sondereggek und j. stegeman, M. Nijhoff, Leiden/Antwerpen, 1985, 194 p.