diepingen uit de grachtenhuizen het gerommel van heipalen: het protest van de jaren lang geplaagde omwoners. De acties noodzaakten zelfs het koninklijke paar via een zijingang het gebouw te betreden. Velen maakten dan ook de opmerking dat buiten een veel spannender theater plaats vond dan binnen. Immers: Ketting had al voldoende duidelijk gemaakt dat zijn opera een antiopera is. Hij houdt niet van verisme, pathos en bel canto, maar bemint de ingetogen impressionistische werken van Debussy (Pelléas et Mélisande) en Satie (Socrate). Ithaca heeft dan ook het meeste gemeen met de anti-dramatische, in gelijke bewegingen voortkabbelende Socrate, blanke ‘oningevulde’ muziek, zonder tegenstellingen of ontwikkelingen. Het liefst had Ketting zijn opera als één grote liedscène opgevat, in vier, vijf delen verdeeld over de protagonisten. Er zijn geen duetten of ensembles, slechts enkele koren, voor het overige is Ithaca één ingekeerde, elegische solocantate. Uitgangspunt is het gelijknamige gedicht van de nieuw-Griekse dichter K.P. Kaváfis die pleit voor de levensreis: niet het doel, de dood telt, maar de reis zelf.
Drie bezoekers treffen elkaar in het vervallen hotel Ithaca: een journalist, een fotomodel en een dichter (Kaváfis). Kort voor hun dood overdenken zij hun leven, de opera is er dan ook één van herinneringen en dromen. Dat nu bood voor regisseur Franz Marijnen te weinig houvast. Bovendien wilde hij kennelijk graag het brede podium vullen. Zo voerde hij een actie in waar in feite alleen reflectie op zijn plaats was.
De eerste grote aria van het fotomodel (schitterend gezongen door Ruby Hinds) ontroerde, helaas werkte de opera in het verdere verloop enigszins als een anti-climax. Het meest pregnant drukte Ketting zich uit in het orkest, overigens consequent als kamerorkest benut, er zijn slechts twee tutti: bij een tango-scène (de journalist is op zoek naar het geheim achter de dood van een
Argentijnse tango-koning die in Ithaca zijn laatste nacht scheen te hebben doorgebracht) en bij de dood van het fotomodel (gewurgd door een dwerg, de assistent van de barlady die zich ontpopt als de Engel des Doods).
Geen vrolijk gegeven voor een feestelijke opening van een lang verwacht muziektheater!
Maar in ieder geval ook geen oppervlakkige gelegenheidscompositie deze dromerig-surrealistische opera, uiterst lyrisch en op een enkele plaats verwijzend naar Alban Berg. Een herfstige kameropera in intieme stijl met zeer fraaie soli voor hobo en viool.
Ernst Vermeulen