Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
zodat ze zich erg gemakkelijk laat omzetten in louter fysieke actie. Dit jaar verschijnt De Getemde Feeks niet minder dan drie maal op de affiches in Vlaanderen. Bij het Limburgs Projekt Teater verving regisseur Zdenek Kraus de figuur van Sluw door een stelletje rondtrekkende artiesten en plaatste het stuk op deze wijze in een ware kermissfeer. Ook K.N.S.-Antwerpen zette het seizoen in met een groots opgevatte, spectaculaire opvoering van De Getemde Feeks in een regie van Karl Vibach en Teater Malpertuis (Tielt) ging in september 1986 van start met een bijzonder spirituele, eigentijdse enscenering door Dirk Tanghe, een produktie die wellicht nog een lange carrière voor de boeg heeft. De versies van de K.N.S. en van Malpertuis vormen elkaars tegenpool. Karl Vibach koos voor een tekstgetrouwe, erg ‘traditionele’ opvoering, terwijl Dirk Tanghe Shakespeares stuk drastisch bewerkte en het helemaal transponeerde naar een eigentijds, herkenbaar milieu. Beide produkties slaagden in hun opzet, maar de Malpertuis-versie komt ongetwijfeld als levendiger, sprankelender over bij het hedendaagse publiek. De fraaie setting waarin de regisseur het stuk laat spelen is mede bepalend voor de typische sfeer van deze produktie. Het theatertje (inclusief de foyer) is namelijk herschapen in een totaal hagelwitte ruimte met kristallen luchtertjes: een sober maar toch chique salon, waarin boven de centrale schoorsteenmantel een grote spiegel hangt, die in het hier opgevoerde spel van schone schijn veelvuldig gebruikt zal worden. De thematiek van de schijnwaarden wordt door Dirk Tanghe sterk beklemtoond. Baptista, zijn dochter Bianca en de twee kandidaten voor haar hand en haar geld behoren allen tot een uitgesproken snob-milieu. Zij zijn uitgedost in witte pakken en spreken Nederlands met een Frans(kiljons) accent. Het laatste kan een goedkoop effect lijken, maar het past volkomen in het geschetste kader. In dit wereldje springt Katharina (Gert Portael) met haar wilde kapsel en losse jurk duidelijk uit de band. Wanneer Petruchio (Wim Danckaert) in een keurig, maar ietwat donkerder kostuum gekleed, uit het publiek opstaat, dan merkt men al gauw dat ook hij uit een ander hout gesneden is dan de gemaniëreerde heren Gremio en Hortensio. In Dirk Tanghes bewerking wordt Shakespeares stuk tot de essentiële lijnen van het verhaal gereduceerd. Het voorspel valt weg en de twee acties rond Bianca en haar vrijers en het eigenlijke ‘temmen’ van Katharina door Petruchio worden sterk vereenvoudigd en op het einde handig aan elkaar gekoppeld. Het resultaat is alles behalve een goedkoop afkooksel van Shakespeares komedie. Integendeel: Tanghe creëert een heel sobere voorstelling, zonder capriolen, waardoor hij bepaalde klemtonen scherp kan leggen. Zo zien we hier een uiterlijk onbewogen Petruchio, wiens enkele momenten van brutaal optreden dan ook des te harder overkomen. Zelden zag ik een Petruchio die Katharina zo wreed en vernederend behandelt als in deze produktie. Herhaaldelijk weet de regisseur de handeling en de tekst te vertalen en samen te ballen in theatraal gestileerde momenten. De gebruikte muziek - Rossini's Barbier van Sevilla, die trouwens door de hele voorstelling heen bijdraagt tot de sfeer, is daarbij heel belangrijk. Zo laat Tanghe de discussies over het al dan niet aangebrande vlees over de lelijke of mooie jurk in één aanhoudende beweging opgaan in het elkaar toespelen van de woorden ‘zon’ en ‘maan’. Alles in deze produktie is perfect georkestreerd en getimed, zodat het geheel iets van een ballet krijgt. In de K.N.S.-versie werd via decors en kostuums een uitgebreide Italiaans Renaissance-sfeer opgeroepen. Op het prachtig uitgebouwde toneel zag men aan de | |
[pagina 283]
| |
linkerzijde de herberg, waar de dronken Sluw aanbelandt, en rechts een orkestje dat voor aangepaste muziek zorgde. De scène zelf toonde aanvankelijk een getekend straatbeeld dat vervolgens plaats maakte voor een in drie dimensies opgetrokken renaissancistisch stadsbeeld. Dank zij de draaischijf in de Antwerpse Stadschouwburg kon dit in de loop van de voorstelling gemakkelijk vervangen worden door een interieur of een landschap. Het voorspel werd niet alleen gehandhaafd, maar tevens aangevuld met Sluws onderbrekingen in de loop van de voorstelling en met zijn afrondende commentaar, ontleend aan het anonieme The Taming of a Shrew. Karl Vibach presenteerde het hele stuk aldus als de (wens)droom van Sluw. Herbert Flack speelde Petruchio met de nodige zwier, maar miste wel enige subtiliteit. Vooral misplaatst waren de momenten waarop hij tekeer gaat als een hond. Peggy de Landtsheer als Kate werd helemaal niet het type van het onderdanige vrouwtje, maar liet heel goed zien dat naarmate het temmen vordert, zij eigenlijk de touwtjes in handen krijgt of op zijn minst als een gelijkwaardige partner tegenover Petruchio komt te staan. Op enkele cruciale spelmomenten wisten de twee hoofdrolspelers trouwens treffend hun gelijkgestemdheid in beeld te brengen. Overigens heeft de regie zich voor de speelstijl door de commedia dell'arte laten inspireren. Dat bleek het sterkst in de rollen van de knechten. De Antwerpse voorstelling was mooi om naar te kijken: aardige decorplaatjes, badend in zachtblauw en oker, die het droomkarakter van het opgevoerde spel suggereerden. Vibachs ‘veilige’ aanpak leverde echter geen verrassingen op. Het ‘avontuur’ dat Dirk Tanghe met Malpertuis aanging daarentegen, resulteerde in een geïnspireerde, geestige en tintelende voorstelling.
Jef Demedts als Lear en Bien de Moor als Cordellia.
| |
King Lear in het NTGTerwijl een farce als De Getemde Feeks de hedendaagse regisseur wellicht uitnodigt tot allerlei ingrepen, zal een grootse en overweldigende tragedie als Koning Lear hem eerder vervullen met een zekere schroom. Zelfs Franz Marijnen, wiens theaterwerk vaak gekenmerkt wordt door een voorkeur voor barokke en zelfs spectaculaire effecten, heeft in zijn regie van dit stuk bij het Nederlands Toneel Gent in de eerste plaats gekozen voor soberheid en precisie. Ook de krachtige vertaling van Hugo Claus respecteert volkomen de oorspronkelijke tekst. Claus' proza is zo sterk ritmisch dat het de dramatische kracht van de verzen zeer dicht benadert. In deze voortreffelijke produktie leek de hele enscenering, waarvoor het decor ontworpen was door J.M. Fiévez, op de innerlijke kern van het drama afgestemd. Er werd gespeeld op een lege, hellende plankenvloer. De scène werd gedomineerd door reusachtige zwarte doeken die zodanig gedrapeerd en belicht konden worden dat bepaalde locaties - zoals b.v. een legertent - opgeroepen werden. Meestal echter vormden de doeken een vrijwel abstracte ruimte, een duister tijdloos universum waarin de menselijke en intermenselijke tragedie zich in haar absoluutheid kon ontplooien. Het persoonlijke drama verdrong bijna volledig de publieke of politieke sfeer van het stuk. Ook de eerste scène, waarin Lear zijn rijk verdeelt en die dus in sterke mate een publiek ceremonieel is, was hier allereerst een familiebijeenkomst waarin de onderlinge relaties haarscherp getekend worden. De verinnerlijking van de hele tragedie bleek voornamelijk uit de wijze waarop de storm geëvoceerd werd. De traditionele geluidseffecten werden volledig achterwege gelaten. Over de hele scène wolkten de zwarte doeken voortdurend op en neer tot plotseling onder die doeken de drie silhouetten van de dochters herkenbaar werden. Zij herhaalden een aantal frases uit voorafgaande scènes, die als het ware nazinderden in Lears hoofd. Zo werd het publiek getuige van de innerlijke storm van de koning, ontketend door zijn dochters. Blindheid en waanzin zijn twee centrale thema's in Koning Lear. Zoals Gloucester de ogen moet verliezen voordat hij een helder inzicht krijgt, zo ook moet Lear waanzinnig worden om wijsheid te verwerven. Die wijsheid wordt vanaf het begin vertegenwoordigd door de nar, die Lear herhaaldelijk met de waarheid en met zijn eigen verantwoordelijkheid confronteert. Walter Moeremans, uitgedost als een ouder | |
[pagina 284]
| |
wordend music-hall artiest, was een heel ‘bittere nar’ zoals Lear zelf zegt. Jef Demedts gaf een sterke Lear-interpretatie ten beste. In de openingsscène was hij een nukkig en vlug geïrriteerd man die lange tijd geen woord sprak. Opvallend was ook het contrast tussen de innigheid waarmee hij Cordelia omhelsde en de ontzettende wreedheid waarmee hij haar letterlijk van zich afstootte. De groei van Lears waanzin en het rijpingsproces dat ermee gepaard gaat, werden door Demedts scherp in beeld gebracht. Zodra de storm in hem losgebarsten was, evolueerde hij duidelijk naar een grotere sereniteit. In de eigenlijke waanzinscènes zag de toeschouwer een opvallend rustige, bijna kinderlijke Lear. Cordelia (Bien de Moor) was in het begin het type van het onschuldige schoolmeisje. Bij haar terugkeer uit Frankrijk verscheen zij als een zelfverzekerde Jeanne d'Arc, waardoor zij meteen iets bovennatuurlijks kreeg. Een interessant aspect van deze produktie was de geslaagde individualisering van Goneril (Magda Cnudde) en Regan (Elsemieke Scholte). Vaak fungeren deze twee als ‘de slechte dochters’ en kan men ze nauwelijks van elkaar onderscheiden. Hier echter was Goneril de ijzersterke, berekenende vrouw die zich ijskoud opstelt tegenover haar vader en haar echtgenoot. Regan werd vooral gekenmerkt door een perverse wellust. In de op zichzelf al erg schokkende scène van het blindmaken van Gloucester liet Marijnen de wreedheden gepaard gaan met een bestiaal seksueel spel tussen Cornwall en Regan, dat zijn hoogtepunt bereikte met het doodsteken van de opstandige dienaar. Deze perverse beleving van seksualiteit verklaarde tot op zekere hoogte Lears bijna obsessionele walging van het fysieke en benadrukte bovendien het ruimere thema van de breuk in de natuurlijke relaties tussen vader en kinderen, tussen zussen en broers onderling, tussen man en vrouw. In deze Koning Lear kreeg de tekst zelf, die vrijwel volledig gespeeld werd, de allereerste aandacht. Alleen de conversatie tussen de dienaren na het blind worden van Gloucester was om louter praktische redenen geschrapt. De precisie van de tekstbenadering, de eenvoudige maar efficiënte enscenering en de trefzekere vertolkingen resulteerden in een bijzonder gave interpretatie van Shakespeares tragedie.
Jozef de Vos |
|