Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Thans bepaalt dit staaltje van visionaire Land-Art het aanzien van een heel plein. Het boek dat Jan Dries over zijn werk uitgeeft, eindigt met de wordingsgeschiedenis van dit grootse project. Al bladerend kan men moeiteloos vaststellen hoe de ontwikkelingen in elkaar schakelen, hoe iedere gedachte een aangepaste concretisering kent. Wanneer Karel Geirlandt in de inleiding spreekt van een ‘introverte kunst, een kunst van geslotenheid en van zelfinkeer’, synthetiseert hij Jan Dries treffend op inhoudelijk vlak. Het is de roeping van de kunstenaar, om ‘zelfinkeer’ naar buiten te brengen, communicatief, als een ‘taal’. Het is zijn taak (of zijn lot) om beeldend gestalte te geven aan zijn ‘geslotenheid’, aan zijn overpeinzingen en denkbeelden. Het boek Jan Dries (Uitgeverij Van Spijk B.V. Venlo) telt 160 pagina's. Na de inleiding van K.J. Geirlandt is Jan Dries zelf aan het woord. Een evocatieve afwisseling van tekst en beeld verbindt meteen tijd en ruimte. In zijn kosmische visie worden tegenstellingen opgeheven, grenzen verlegd, en een totale, oeverloze aanvoeling beschreven. Maar dit is de grote moeilijkheid: abstract denken is ijl en algemeen; materiële concretisering echter vergt een beperking. ‘Het beeld van de geest dat in de mens huist, die “werkelijkheid”, hoe kan men die tastbaar maken? Wat voor soort vraag kan het zijn, en hoe ziet het antwoord er uit?’ Jan Dries beseft het dilemma. De beelden die hij zo feilloos marmerglad en zuiver schept, bezitten geen duidelijke oriëntering, bestaan uit meerdere aslijnen, vertonen zowel een binnen- als een buitenkant, zijn wentelbaar en omkeerbaar. Hij gebruikt de abstractie omdat het niet anders kan, omdat alleen in de eenvoud van vorm, de totaliteit van de ervaring begrepen kan worden. ‘Mijn onderwerp is dus vrij simpel - stelt hij - en het is dan ook de natuurlijkste zaak van de wereld het zo te bezien. Vele mensen beleven al die dingen
Jan Dries, ‘Vol-ledig’, 1973.
ook, maar zijn er zich in die mate niet van bewust, omdat het in de natuur allemaal zo vanzelfsprekend lijkt te zijn. Waarom zou men zich afvragen waar de essentie zit?’ Die essentie nader trachten te omschrijven, is de functie van een publikatie. Het sculpturale oeuvre zelf is er, en geeft zijn opgekropte inhoud in eeuwigdurende frequenties prijs. Woorden en foto's kunnen verhelderend werken. Het boek van Jan Dries zal niet alleen een sleutel tot zijn kunst bieden, maar tevens als documentair naslagwerk goede diensten bewijzen. De esthetische verzorging krijgt men er als toegift bij. Esthetica is voor Jan Dries overigens geen negatieve term. Hij is geen expressionist, die zijn gevoelsleven met alle middelen wil uitschreeuwen. Hij is een idealist, iemand die de werkelijkheid - en de lelijkheid - sublimeert. ‘Orde scheppen in een chaotisch bestaan’ noemt hij het ergens, waarmee hij zichzelf duidelijk profileert. Een dergelijke uitspraak wordt, zeker voor een beeldhouwer, zwaar van betekenis. Het ‘gevecht met de materie’ is hier immers zeer reëel. De rudimentaire natuur dient gevormd en gepolijst. De natuur wordt begrepen en gerespecteerd, en bovendien verrijkt met een menselijke inhoud. Het alomvattende wereldbeeld, zoals Jan Dries dat ervaart, dient in een zo veel mogelijk omvattende vorm te worden gegoten. De boekvorm betekent dus een logische aanvulling bij het stenen en bronzen oeuvre. Marc Bourgeois |
|