Deze verzen illustreren de nogal wrange en ironische toonaard die de bundel beheerst. Ook in dit titelgedicht heeft ze het, net als in vorige bundels, over een ‘tegenstrever / die het spel welbewust geschonden heeft’ (p. 23). Als de grenzen van het spel overschreden worden, zoals hier blijkbaar het geval is, leidt de reactie tot een striemend verzet vanuit een sterk vrouwelijk bewustzijn:
en toch was zij verbrand, toch had zij liefgehad
met orchideeën zeldzaamheid aan de rand van de afgrond
over de oceanen eindeloos zo eindeloos liefgehad. (p. 27)
In een cascade van beelden verwoordt ze haar krachtdadig protest en laat ze aanvoelen hoe ze als dichteres de ‘bevoorrechte getuige’ kan zijn van wat haar innerlijk beroert.
Het titelgedicht, dat centraal staat in de bundel, wordt omkaderd door een langere cyclus ervoor en twee kortere reeksen erna. Uit de zomer en de herfst is minder agressief. Daarin ontmoeten we eerder de ‘vrouw met de vermoeide hand onder de kin’, die getekend is door verdriet dat ze in haar weerloosheid verborgen wil houden, wat op bepaalde ogenblikken zelfs tot defaitisme leidt. Daartegenover staat dan weer een (wens)beeld van harmonie, zoals ze dat terugvindt ‘op deze zachte zomeravond’ (p. 14) en in enkele mooie natuurbeelden oproept. Ook de sneeuw rondom en in de stad schijnt een sluimerend verlangen, hoe dan ook, naar tederheid en liefde te suggereren. Uiteindelijk neemt ze ‘afscheid van een droom’ en wapent ze zich tegen opdringerige gevoelens, zoals dat het geval was in de reeds aangehaalde cyclus en ook tot uiting komt in de daarop volgende gedichten.
In
Wachten heeft ze ‘elk woord paraat om een ander woord te slaan’ in dit groteske spel van het leven, waarin wij steeds ‘het verraad van de kater’ (p. 34) herkennen en dat intussen met zijn slopershamer het proces van aftakeling voltrekt. Het maakt van het wachten op herstel
Clara Haesaert (o 1924).
een illusie die in vragen blijft steken. De drie gedichten uit de slotreeks
De winkeljuffrouw hebben eveneens een grimmige ondertoon, die nog versterkt wordt door de herhaalde vragen, de af en toe opvallende alliteraties en de opeenstapeling van flitsende beelden die de vergeefsheid van de wachtende ‘winkeljuffrouw’ nog schrijnender accentueren.
Evenals in haar vroegere werk steunt Clara Haesaert vaak op de autonomie van niet altijd even duidelijke beelden en metaforen en zoekt ze naar een aanvaardbaar evenwicht tussen emotie en gedachte. Dit kan echter niet verhelen dat haar poëzie ontstaat vanuit een genadeloze confrontatie met de ontoereikendheid van een zelf ervaren werkelijkheid.
Rudolf van de Perre
CLARA HAESAERT, Bevoorrechte getuige, Manteau, Antwerpen, 1986, 48 p.