Ons Erfdeel. Jaargang 30
(1987)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe stap naar de novelleIn 1984, op vijfenvijftigjarige leeftijd, debuteerde André Janssens (o 1929, Sint-Amandsberg) met de verhalenbundel De blinde op de uitkijktoreGa naar eind(1), nadat hij reeds een aantal malen voor zijn verhalen was onderscheiden. Dat was al gebeurd in 1967, het jaar waarin Janssens ‘echt’ was begonnen met schrijven van meer dan losse fragmenten en invallen die hij tijdens zijn drukke beroepsbezigheden - hij is directiesecretaris bij een farmaceutisch bedrijf - jarenlang had opgetekend. En kennelijk met succes: De blinde op de uitkijktoren werd unaniem gunstig onthaald, zelfs in Nederland, waar de kritiek over het algemeen toch niet zo mals is wat produkten van Vlaamse origine betreft. Centraal in deze twaalf verhalen staat de paradoxale poging van een man om in liefde en dood de essentie van het leven te vatten en zijn wereld leefbaar te maken. Het is evenwel typerend, dat zijn situatie die is van een ‘blinde op een uitkijktoren’, die tuurt naar die dingen die hij in zijn eigen bestaan schromelijk heeft verwaarloosd en over het hoofd heeft gezien. Het eigen geluid dat de kritiek in deze eerste bundel van Janssens meende te herkennen, was dan ook niet zozeer het onderwerp - het menselijk tekort zal altijd de dankbaarste inspiratiebron van de kunstenaar blijven - als wel de manier waarop de auteur dit gegeven behandelde: in een taal en stijl die niet ‘esthetisch’ was, maar die van een directheid getuigde, zoals die ook in het werk van de realisten aanwezig is. Humor, soms een ietsje goedkoop, en gevoel gaan hier hand in hand en leveren vaak geslaagde combinaties op, vooral wanneer Janssens echt aan het vertellen gaat en zijn personages hun maatschappelijk ressentiment of persoonlijk tekort aan lotgenoten kunnen meedelen. Maar onder die anekdotische weergave van de werkelijkheid ging al in deze eersteling een gevoeligheid schuil die rijper werk liet vermoeden. Janssens' tweede bundel, De wekkerGa naar eind(2), bevestigde dit talent. Ook hier kwamen dood en liefde ruimschoots aan bod, en ook hier | |
[pagina 265]
| |
maakte de schrijver gebruik van twee technieken: aan de ene kant een relaas zoals het kon zijn opgetekend uit de mond van één of meer vertellers, aan de andere kant een meer intimistische benadering van een problematische verhouding tussen twee mensen. Het lag dan ook in de lijn der verwachtingen dat Janssens, die in het eerste genre al had bewezen wat hij kon, zou pogen zijn twee thematische werkwijzen verder uit te werken. Dat hij daarbij de stap zou moeten zetten van louter verhaal naar meer geëlaboreerde novelle, was evenzeer voorspelbaar. De behandeling namelijk van een dergelijk onderwerp eist een intense zoektocht naar de beweegredenen van de personages die zich niet altijd met spot of humor uit de slag kunnen trekken: in de eenzame confrontatie van twee geliefden voert de ernst liefst de boventoon. Die stap heeft Janssens gezet met Een dag van sneeuw, samen uitgegeven met Een gesprekGa naar eind(3) dat er in zekere zin een tweeluik mee vormt. Beide verhalen gaan immers over de liefde tussen man en vrouw, een liefde die zo sterk is dat zij over de grenzen van het leven heen blijft bestaan en de dood trotseert. In Een dag van sneeuw wordt Leo, een onderwijzer die op zoek is naar enig menselijk contact, radeloos verliefd op jet, een mensenschuwe en wereldvreemde jonge vrouw die sneeuwlandschappen schildert volgens een rare techniek, waarbij zij het doek opnieuw helemaal blank maakt: het vervagen van de omtrekken symboliseert haar angst om door de werkelijkheid gekwetst te worden. Beiden ontmoeten elkaar, niet toevallig, op een begrafenis, en de dood blijft een belangrijke rol spelen: zo vertelt jet erg sprookjesachtige verhalen over de dood als uitweg voor de liefde, en zij zal zo ver gaan, dat
zij haar eigen dood simuleert om Leo's liefde op de proef te stellen. Maar eind goed, al goed: de mystificatie wordt ontdekt en de geliefde vinden elkaar weer, ditmaal definitief, hoewel het slot van het verhaal -
André Janssens (o 1929).
Jet schildert zijn portret in een sneeuwlandschap - de vraag naar haar geestelijk evenwicht onbeantwoord laat. Een dag van sneeuw is erg mooi geschreven, maar louter compositorisch blijft het aan de zwakke kant: opnieuw worden te veel losse verhalen, hoe symbolisch geladen ook, na elkaar opgedist. Om die reden is Een gesprek wellicht beter geslaagd: het is coherenter en de structurele eenheid blijft tot het einde toe bewaard. Weer zijn hier twee geliefden aan het woord, maar het verhalende element, het kader waarin hun dialoog plaatsheeft, is tot een strikt minimum herleid. Bovendien wordt de poëzie van de gevoelens zo goed volgehouden, dat de lezer slechts geleidelijk ontdekt dat de omstandigheden, waaronder deze twee mensen spreken, bijzonder dramatisch zijn: zij bevinden zich immers in Duitse gevangenschap en wachten op het transport dat hen naar de vernietigingskampen zal brengen. Vergeleken met de eerste twee bundels betekent deze diptiek zeker een stap in de goede richting. In een tekst, gepubliceerd in het tijdschrift Appel, zei Janssens dat niemand met talent geboren wordt en dat gevoel, ijver, zelfkritiek en moed aanzienlijk belangrijker zijn. Het is zijn volste recht dat te geloven: als hij zijn intellectuele eerlijkheid en literaire moed niet opgeeft, zal hij zeker slagen. Paul van Aken |