zowel de leden van hun eigen groep als deze uit de Franstalige groep op een uiterst radicale manier brandmerken: er zijn enkel ‘goeden’ en ‘slechten’: verfranste Vlamingen zijn b.v. minderwaardige types! Verder reageren de scholieren vrij emotioneel: zo strepen Nederlandstalige scholieren vaak de Franse tekst door in de vragenlijsten! Ook dat is een teken van onzekerheid en van een op agressie, frustratie en woede gebaseerd onvermogen om de confrontatie met niet-Vlamingen aan te gaan. Dit isolement en deze agressie zijn voor de hand liggende afweermechanismen. Ter controle onderzocht Persoons eveneens of de Franstaligen zich wel zo radicaal opstelden als de Nederlandstalige scholieren het lieten vermoeden. Dit bleek duidelijk niet zo te zijn: Franstaligen hadden een veel genuanceerder oordeel, wat wijst op het feit dat er bij de Nederlandstalige scholieren een opmerkelijk gebrek is aan kennis van en contact met de andere groep, van inzicht in de door de Franstaligen aangewende strategieën om hun machtspositie veilig te stellen. De aan de Franstaligen toegeschreven agressie is niets meer dan een projectie van eigen extremisme en intolerantie. Andere deelonderzoeken bevestigen dit.
Een laatste deelonderzoek ging over de conatieve of gedragsintentionele component in relatie tot de beide andere componenten. Hier observeert men duidelijk een discrepant gedrag, wat erop wijst dat de minderheidsgroep in feite te zwak staat om zijn gedrag in alle omstandigheden consequent aan te passen aan de fundamentele gedragsintenties - wat tot verdere frustraties leidt.
De conclusies van Persoons zijn dan ook evident: Vlaming zijn in Brussel is voor deze jongeren vrij ingewikkeld; zij kunnen geen evenwichtige identiteit ontwikkelen uit onmacht, agressie, gebrek aan inzicht in hun sociale omgeving, zelfonderschatting en pessimisme ten aanzien van hun eigen groepsvitaliteit. Dit alles leidt tot frustratie, gevoelens van zwakheid en uiteindelijk tot het ontwikkelen van een defensieve identiteit. De afweermechanismen van deze identiteit moeten ongemakken en frustraties exterioriseren, afreageren en projecteren op de andere groep en tegelijk de eigen zwakheid en onzekerheid compenseren.
Vandaar dat Persoons terecht aanvoert dat Vlamingen in Brussel zich slechts goed zullen voelen als zij hun defensieve houding zullen kunnen laten varen. Zoiets is slechts mogelijk wanneer zij eerlijk worden behandeld en medezeggenschap en bevoegdheid krijgen over hun eigen lot. Brussel is nog te vlaamsonvriendelijk. Een positieve identiteit zal pas kunnen worden ontwikkeld wanneer er een gezond en eerlijk evenwicht komt in Brussel.
De problematiek die Persoons heeft bestudeerd, is allesbehalve eenvoudig. De manier waarop hij deze heeft aangepakt, lijkt mij niet alleen voortreffelijk maar tevens stimulerend voor verder onderzoek. Zij getuigt van diepgaand inzicht en van creatieve kunde. Enerzijds is deze studie een model van gedegen wetenschappelijk multidisciplinair onderzoek, anderzijds bewijst de auteur dat hij de Brusselse problematiek niet alleen objectief kent maar ook dat hij die aanvoelt. Ik heb een zwak voor de prachtige beelden van Blaise Pascal: l'esprit du coeur en l'esprit de la raison: intuïtie en wetenschap gaan samen, zij kunnen niet zonder elkaar... Bij Persoons vind je ze dan ook allebei: ingeleefde wetenschap waar velen (wie mogen dat toch zijn?) wat van kunnen leren... Want als onderzoeken zoals die van Persoons een wezenlijke bijdrage leveren tot het dossier Brussel, dan moet er nu ook daadwerkelijk maar eens iets gedaan worden. Brusselaars en Vlamingen wachten al lang genoeg op (politieke?) daden. Laat de appel niet helemaal rot worden - waar slaat dat nu weer op? - trouwens, wat hebben we aan een rotte appel... Dus nu: open, die koelkast!
Alex Vanneste
persoons yves, De Identiteit van de Minderheid. Een verkennend sociaalpsychologisch onderzoek bij jonge Vlamingen in Brussel, Antwerpen, UIA, 1986.