De vernieuwde Munt
Op 12 november 1986 opende de gerenoveerde Muntschouwburg opnieuw zijn deuren na een ombouwperiode van ongeveer 15 maanden en de uitgave van 1 miljard en 20 miljoen Belgische frank. Een recordtijd en - naar velen menen - misschien ook een recordbedrag, dat echter meevalt als je het vergelijkt met wat men in het buitenland aan dergelijke ondernemingen uitgeeft. Bovendien was de Muntschouwburg al lang aan meer dan een ‘face lift’ toe, omdat het historische gebouw van architect Poelaert uit 1856 gedeeltelijk verzakt was en sinds vele jaren niet meer voldeed aan de veiligheidseisen. De doortastendheid van Gerard Mortier, onder wiens directie de Munt opnieuw een operatheater met internationale allure werd, heeft ervoor gezorgd dat de verbouwingswerken er inderdaad kwamen, zodat niet alleen zijn team nu over een adekwaat geoutilleerd theater kan beschikken om hun opvatting van ‘opera als theater’ in optimale omstandig heden te realiseren, maar ook een van onze belangrijke historische monumenten (denk maar eens aan de gevolgen van de opvoering van La Muette de Portici op 25 augustus 1830) opnieuw voor een aantal jaren werd veilig gesteld.
Het meest opvallend dat men aan de buitenkant van het gebouw kan waarnemen is de extra verdieping die achter het fronton verrijst en plaats biedt aan een nieuwe, grote repetitiezaal, bureaux, een foyer (dat ook als tentoonstellingsruimte gebruikt kan worden) en de toneeltoren. De volledige vernieuwing van die toneeltoren vormde het leeuwedeel van de werkzaamheden, want de technische infrastructuur ervan was hopeloos verouderd en leverde bovendien veiligheidsrisico's op. Nu is het Munttoneel een van de modernste van de wereld maar tegelijkertijd werd ernaar gestreefd het oorspronkelijk concept van dit theater ‘à l'italienne’ te bewaren. De orkestbak werd ver groot en van een beter resonerende vloer voorzien. De accomodatie voor het personeel werd verbeterd; er werden branddetectoren en een ventilatiesysteem geïnstalleerd en audio-visuele apparatuur ingebouwd. De zaal werd opgefrist, hier en daar werd de akoestiek verbeterd, het plafond werd opnieuw geschilderd en de entree en het koninklijk salon werden door hedendaagse kunstenaars onder handen genomen. Sol Lewitt ontwierp het vloermotief en Sam Francis beschilderde het plafond, terwijl Charles Vandenhove, Giulio Paolini en Daniël Buren het koninklijk salon tot een ‘Chambre d'Amis’ omvormden; dit alles met geld bijeengebracht door sponsors.
Met Beethovens Negende Symfonie o.l.v. Sylvain Cambreling en in aanwezigheid van het Koningspaar werd de vernieuwde Munt officieel in gebruik genomen. De dag erop kwam de eerste opera aan bod: Der Rosenkavalier van Richard Strauss in regie van Gilbert Deflo en gedirigeerd door Sir John Pritchard, het team dat ook de Mortierdirectie op 10 november 1981 had ingezet met Verdi's Don Carlo. Deze produktie stond vanaf januari 1987 weer op het programma, een van de vier Verdi-opera's waar om heen het seizoen 1986-'87 is opgebouwd en die nog gevolgd wordt door nieuwe ensceneringen van Macbeth (dirigent: Michael Schønwandt, regie: Philippe Sireuil), vanaf 13 februari 1987, La Traviata (dirigent: Sylvain Cambreling, regie: Karl-Ernst Herrmann) vanaf 21 april 1987 en Falstaff (dirigent: Sylvain Cambreling, regie: Lluis Pascal) vanaf 23 juni 1987. Daarnaast zijn er heropvoeringen van La Finta Giardiniera van Mozart in de fraaie realisatie van Karl-Ernst Herrmann, die later ook tijdens de Mozartwochen in Salzburg en het Holland Festival vertoond zal worden en van nog twee andere Mozart-opera's Cosi fan tutte in de reeds geschiedenis makende enscenering van Luc Bondy en het stemmingsvolle decor van Karl-Ernst Hermann en Don Giovanni (in regie en scenografie van Karl-Ernst Herrmann) waarmee de Munt voor zes voorstellingen naar het Théátre Musical de Paris uitgenodigd is in maart 1987. Dit seizoen zag ook de wereldcreatie van Das Schloss een opera van de Vlaamse componist André Laporte naar het gelijknamig werk van Kafka en in opdracht van de Munt gecomponeerd. Daarnaast zijn er een aantal liedrecitals en concerten door het Symfonisch Orkest van de Nationale Opera, o.m. onder leiding van Hans Zender, Friedemann Layer, Krysztof Penderecki
en Michael Schønwandt naast de twee muziekdirecteuren Sylvain Cambreling en Sir John Pritchard.
1986-'87 is het laatste seizoen van het eerste mandaat van Gerard Mortier, die ondertussen al voor nog eens zes jaar bijtekende en tijdens die periode de Mozart-Verdi-lijn wil doortrekken maar tevens de 20e-eeuwse werken uit de Weense school centraal wil stellen en de Janacekcyclus verder uitbouwen. Vanaf dit seizoen bespeelt de Nationale Opera én Muntschouwburg én Koninklijk Circus (waar vorig seizoen naar uitgeweken werd) en hoopt dat tijdens de komende jaren op een nog intensievere manier te doen om zo, per seizoen, in Brussel 80 tot 90 opvoeringen te verzorgen, waardoor ook beter tegemoet gekomen kan worden aan de talrijke abonnementsvragen. Uiteraard blijft ook het Ballet van de XXe Eeuw aan de Munt verbonden. Het zette trouwens het seizoen in met Béjarts versie van Le Martyre de Saint-Sébastien van d'Annunzio en Debussy.
Erna Metdepenninghen