Schetstafel 1981
Omdat de kijker door het horizontale vlak (tafelblad) niet kan zien wat er onder de tafel gebeurt, wordt de tafel op een totaal andere manier dan de kapstok sculptuur. De ‘onderbouw’ of de verstrengeling van de tafelpoten duidt het nadrukkelijkst op een sculptuur. ‘Ik denk’, zegt Buedts' ‘dat ik intuïtief de verbergende functie van het tafelblad heb willen weergeven. Het is mogelijk dat daar mijn twijfel begonnen is, en ik de sculptuur zoveel mogelijk ben gaan verbergen’. Om de tafel minder te laten
Raf Buedts, ‘Kapstok’, 1981.
Raf Buedts, ‘Schetstafel’, 1981.
zweven en het contact met de grond toch licht te houden, steekt een van de ‘tafelpoten’ in een baksteen. Door het kleine baksteenvolume, dat gevoelsmatig zwaarder overkomt dan hout, krijgt de tafel opnieuw ‘contact’ met de grond. Omdat het zwevende het duidelijkst refereert aan een sculptuur, wordt hierdoor de tafel ‘opnieuw’ meubel. De vier kanten van het tafelblad zijn niet afgeplakt. Van de bovenranden van het tafelblad is de fineerlaag afgewreven, waardoor het binnenste van de meubelplaat ook in de ‘eindvorm’ zichtbaar blijft. Bewust blijft een maximale waarneembaarheid van het materiaal behouden en van een esthetische ingreep of camouflage is geen sprake. In die zin zijn Buedts' meubels nooit af. Zolang het conflict aanwezig blijft, d.w.z. meubel en sculptuur in elkaar overvloeien, is de groei en de onafhankelijkheid van zijn mentale gesteldheid gegarandeerd.
Hoewel Buedts hoofdzakelijk ruimtelijk (driedimensionaal) werkt, geven tekeningen vaak een creatieve impuls, waardoor nieuwe beeldende mogelijkheden ontstaan. Een reeks tekeningen Meubels voor een vogel, 1985, zijn daarvan een recent voorbeeld. De vijftien tekeningen vinden hun oorsprong in de ‘cultuur’ van het teken(en) en in de gelijknamige ‘houten sculpturen’, die vooral in de natuur tot hun recht komen. De minimale ingreep in het materiaal en in de constructie is bij de rudimentaire houten sculpturen opvallend. De delen rusten als het ware in en op elkaar, ze zijn niet aan elkaar vastgehecht. Deze vrijheid in de constructie wijst op een inzicht en een vindingrijkheid die het sculptuur (meubel) op het niveau van de natuur trachten te tillen. Hierdoor kan het materiaal en de vorm zo ‘ineengeklonken worden’ dat beeldend een alternatief ontstaat voor eigentijdse schoonheid: ongedwongen echtheid. Met zijn werk bevestigt Buedts dat het eigentijdse karakter van de dingen een alternatief gegeven blijft. Maar alternatief betekent hier in geen geval marginaal. Buedts staat te veel in het leven om voortdurend in de marge, en in mineur te worden behandeld.
Het werk van Raf Buedts is heel universeel en niet spectaculair. Om de vele hierboven genoemde redenen zou het jammer zijn als het te lang een ‘curiositeit’ zou blijven.
Roland Patteeuw