rechtstreeks aanspreekt of aanwijzingen geeft.
Dirk gaat dus naar Napels in de hoop daar de zwarte bruidegom te vinden. Hij hoopt op een mirakel gelijk aan dat van de heilige Januarius wiens bloed driemaal per jaar weer vloeibaar wordt, want wetenschap en mysterie zijn voor hem als licht en duisternis. Alhoewel wetenschapsmens, voelt hij zich toch aangetrokken tot metafysica en religie. De tekst krioelt van begrippen die niet alleen tegenstellingen inhouden, maar ook gelijkaardig zijn. De auteur noemt ze ‘dicho's’, en door termen op zo'n manier ‘aan elkaar uit te huwelijken, dwing je ze iets te vertellen over elkaar’ (p. 127). De mens zelf bestaat eveneens uit onverzoenbare tegenstellingen, zodat algemene systemen en theorieën al gauw hun geldigheid en waarde verliezen. Van Babylon wil deze paradoxen niet uit de weg gaan, integendeel, hij wil ze integreren in zijn tekst. Als narcist wil hij zichzelf en zijn wereld zo intens en uitgebreid mogelijk beschrijven, en daarom is redundantie voor hem nodig (p. 303). Met deze basisstelling in het boek ben ik het beslist oneens; ze is zelfs de oorzaak van de grootste zwakheden van deze tekst, nl. wijdlopigheid, herhalingen en bladzijden vol overbodige beschrijvingen, bedenkingen, collages van andere teksten en computertaal. Een degelijke structuur had hierin orde kunnen scheppen, maar de auteur heeft bewust en opzettelijk voor chaos en verwarring gekozen. Dit is uiteraard zijn goed recht, maar het boek blijft er niet altijd even lees- en genietbaar door. Vooral die tekstgedeelten die voorzien zijn van een titel (zoals b.v.
de boodschappentas, logboek en
loggboek, en de lezertest) bevatten veel oninteressant, ja zelfs ronduit vervelend materiaal. De auteur wil de lezer ‘een blik achter de schermen gunnen’ (p. 179), hij wil laten zien hoe hij zijn tekst met behulp van een computer heeft zitten knippen en plakken, maar het resultaat is
Dirk van Babylon (o 1956).
vaak bedroevend. Zijn werkwijze, schrijft hij niet zonder ironie, ‘laat toe de redundantie van de tekst tot een artistiek hoogtepunt op te voeren, wat de lezer ofwel zeer lullig ofwel geniaal zal vinden’ (p. 181). Ik vind het lullig. Van Babylon had best zijn computermethode mogen illustreren, maar hij had strenger moeten selecteren. Bovendien wisselt de verhaallijn regelmatig af met essayistische bladzijden, iets wat meestal wel tot boeiende confrontaties leidt. Hieruit blijkt ondermeer dat Van Babylons mensvisie solipsistisch is: ‘Het lichaam van de ander is opaak, je kan noch zien noch afleiden wat er binnenin gebeurt’ (p. 188), en in het universum bestaat geen leidinggevend principe. Daarom ook dat Dirk, wanhopig verlangend naar een man om van te houden - een zwarte bruidegom - zich eenzaam en gekweld voelt. Voortdurend wil hij zijn emoties beheersen d.m.v. het intellect. Elke mens lijdt volgens hem aan een bepaalde neurose die hem belet dichter bij de anderen te komen. Zijn eigen homoseksualiteit probeert hij te verklaren vanuit zijn jeugd, nl. zijn houding tegenover zijn dominerende. zus en zijn zieke moeder, die het erotisch verlangen naar de vrouw heeft verdoofd (p. 242). Toch wil hij niet langer gebukt gaan onder
zijn neurose. Tijdens zijn verblijf in Italië wil hij volop genieten van het leven en zich op een bijna heidense manier uitleven. Zijn neurose wil hij laten uitgroeien tot