Schrijversprentenboek 24: De Gemeenschap
Deze beschouwing is eigenlijk zeer beperkt. Ze gaat uit van dankbare aanvaarding. Wellicht was gehoopt op kritische kanttekeningen of zelfs hardere noten. Ik zou ze niet kunnen kraken. De tentoonstelling over De Gemeenschap in het Letterkundig Museum te 's-Gravenhage (meiaugustus 1986) heb ik ervaren als een boeiend en fraai geschenk. Het daarbij uitgegeven Schrijversprentenboek 24 is voor mij een even boeiende als informatieve reis door recente cultuurgeschiedenis. Van het boek moet verder beslist vermeld worden dat het goed is verzorgd en dat het wat onhandige formaat in elk geval ruimte schept voor een overvloed aan beeldmateriaal: foto's, kopieën van brieven, tekeningen e.d. Een heerlijk prentenboek.
Het zou spannender zijn geweest als ik de inrichtérs van de tentoonstelling op onjuistheden had kunnen betrappen of de samenstellers van het boek op fouten. Daarmee had deze bespreking zich kunnen opwerken tot de aanzet van een heuse polemiek. Wie verwachtingen in die richting koestert zij al direct teleurgesteld. Ik kan niet garanderen dat er werkelijk niets discutabels te vinden zou zijn. Ik kan wel garanderen dat ik het niet heb kunnen vinden.
Datzelfde positief verwoord: met het Schrijversprentenboek 24 is een zeer waardevolle publikatie gepresenteerd over De Gemeenschap. Als nr. 24 past het in een serie, waarin het Letterkundig Museum zijn dienstverlening aan het Nederlandse publiek op smaakvolle en competente wijze realiseert. Als boek over De Gemeenschap heeft het bovendien een plaats in de brede stroom van publikaties over de emancipatie van de katholieken in Nederland en over de geschiedenis van de initiatieven die zij in dat kader op allerlei gebied ontwikkelden.
Want katholieken waren ze, de jongeren die rond De Gemeenschap samenwerkten. En ze wilden het weten ook. Zich ontworstelend aan roomse braafheid, gegidst door Maria Viola, Pieter van de Meer de Walcheren, Gerard Bruning en Jacques Maritain, zochten zij naar een verzoening van geloof en artistieke vrijheid. Zij wensten gelijkelijk katholiek en literair te zijn en dat - urbi et orbi schrijft het prentenboek trefzeker -, te laten weten. ‘Een gelovige inzet om het aanschijn der aarde te vernieuwen met vuur van artistieke begeestering; voor minder heeft De Gemeenschap het in zijn gehele, bijna zeventienjarige geschiedenis nimmer gedaan.’ (p. 3) Daarmee zijn zowel de titel als de ondertitel verklaard: De Gemeenschap, maandblad voor katholieke reconstructie.
Wie in de katholieke context van vandaag de dag deze titel en het daarin uitgedrukte programma weegt, voelt zich minstens verlegen, mogelijk gegeneerd, waarschijnlijk geïrriteerd. Katholieken zijn er nog genoeg, in Nederland.
Maar of zij het willen weten ook is de vraag. Het artistieke vuur brandt nog altijd, ook in Nederland. Maar als de ambitie om het aanschijn der aarde te vernieuwen zich er al mee weet te verbinden, dan zelden in christelijke geest. Allerlei varianten van socialisme horen vanzelfsprekend tot dit idioom van het engagement.
Daarmee liggen twee vragen op tafel die in dit verband niet oninteressant zijn. De eerste is: wat bepaalde de godsdienstige intensiteit van deze groep? Wat behoedde die er aanvankelijk voor om zich, in de confrontatie met maatschappelijke en culturele