Culturele kroniek
Literatuur
Een wereld scheppen
Toen Paul de Wispelaere in 1982 Mijn huis is nergens meer publiceerde, leek het erop dat hij met dit boek, een complement en pendant van het bijzonder mooie Tussen tuin en wereld (1979), een geslaagde synthese van zijn oeuvre had gerealiseerd. Sinds hij in de jaren vijftig was begonnen met het schrijven van verhalen, had hij zich intens creatief beziggehouden met de problematiek van lezen, schrijven en leven, en met de wisselwerking tussen literatuur en werkelijkheid. De vroegste verhalen, die o.m. in Dietsche Warande & Belfort en in De Tafelronde verschenen, en de novelle Scherzando ma non troppo (1959) behandelden reeds dit probleem, waarvoor de schrijver vooralsnog geen oplossing kon bieden. In Scherzando ma non troppo b.v. ontvluchtte de bankbediende Michel Frémont zijn burgerlijk bestaan vol zogenaamde zekerheden in de gedaante van zijn alter ego Alex Mara, die zijn verbeelding op papier trachtte uit te leven. Vrouwen speelden hierbij al een belangrijke rol: aan de ene kant de wettelijke echtgenote die opteert voor carrière, comfort en sociale status, en daartegenover de kunstenares die de natuurlijke behoeften en driften van Michel/Alex loswoelt, maar die tevens door hem wordt ‘misbruikt’ door haar in zijn verhalen te laten figureren. In een notedop was dat de themathiek van een aantal romans die de reputatie van De Wispelaere zouden vestigen: Een eiland worden (1963) en Mijn levende schaduw (1965). Fel omstreden in het woelige literaire klimaat van de jaren zestig, lieten zij toch een authentiek schrijverschap zien, dat zich hoe langer hoe meer toespitste op een aantal fundamentele maar ambivalente waarden, op tegenpolen die een modern bewustzijn verraadden. Een van de consequenties hiervan was, dat De Wispelaere ook het produkt van zijn schrijven, de tekst,
ter discussie ging stellen en dat hij meer opteerde voor mengvormen, waarin de grenzen tussen het louter narratieve en het kritische beschouwende vager werden. Zo werd het literaire journaal Paul-tegenpaul (1970) een spil, omdat het de zoektocht van de schrijver naar een aangepaste schriftuur weerspiegelde. En die zou hij vinden met het tweeluik over tuin, wereld en huis: het eigen leven wordt als inspiratiebron aangeboord, maar tegelijk transcendeert het aldus ontstane verhaal de subjectiviteit ervan en komen historisch objectieve factoren de (auto)biografie ondersteunen. Essentieel bij dit alles bleef evenwel de vraag naar de betekenis van het verhaal, zoals de slotwoorden van Mijn huis is nergens meer lieten vermoeden.
De
Brieven uit Nergenshuizen refereren niet alleen in de titel aan
Paul de Wispelaere (o 1927) (Foto A. Vandeghinste).
deze roman, niet alleen roept de briefvorm er herinneringen aan op, ook thematisch sluiten zij bij vorig werk aan. De oorspronkelijke verantwoording van deze brieven luidde: ‘Wat een achteruitkijkspiegel is voor een auto, zou geschiedenis voor de mens moeten zijn. Zonder achteromkijken weet je niet waar je naartoe gaat. Dat zal wel zowat de filosofie zijn van dit literaire journaal, dat een vervolg wil zijn op “Paul-tegenpaul”’. Dat is het evenwel
niet geworden: de onvoorspelbare gedragingen van de tekst hebben van deze brieven een autonoom geheel gemaakt, dat ook zo gelezen dient te worden. Deze briefroman is een zorgvuldig gecomponeerd werk dat als literaire schepping zijn eigen waarde heeft en dat dus meer is dan een vervolg of variatie. Het boek bevat zestien brieven van een ouder wordend schrijver en