Antwoord van R. Senelle aan H. Schiltz.
In uw nabeschouwing op mijn artikel De Staatshervorming van 1980 in Ons Erfdeel, jg. 27, 1984, nr. 2, stelt u dat ik vier wetenschappelijke fouten heb gemaakt. Dat is volstrekt onjuist.
1. Art. 86 van het Stuyvenbergakkoord bepaalt dat de Nederlandstalige leden van de Brusselse Gewestraad die ook lid zijn van de Vlaamse Gemeenschapsraad ‘kunnen worden uitgenodigd op de zittingen van de Vlaamse Gewestraad,..., zonder evenwel te kunnen deelnemen aan de stemmingen’. Uw stelling dat in de Egmont-Stuyvenbergakkoorden ‘wel degelijk de fusie van de gemeenschaps- en gewestorganen’ bedongen was, is derhalve volledig fout.
2. Het dotatiestelsel dat aan het Waalse Gewest per inwoner 30% meer geeft dan aan het Vlaams Gewest is wel degelijk een erfenis van het Egmontpact (cf. afdeling ‘Op het vlak van het gewest’, punt IV). Dat men in het Egmontpact de sleutel-Perin van de voorbereidende gewestvorming tot definitief financieringsstel voor de gewesten verhief, ligt aan de basis van de huidige financiële benadeling van Vlaanderen op gewestelijk vlak.
3. Uw bewering is fout waar u stelt dat het Egmont-Stuyvenbergakkoord in de onmiddellijke invoering van rechtstreeks verkozen regionale wetgevende raden voorzag. Toen, net als nu, was daarvoor een grondwetswijziging vereist. In de afdeling ‘Uitvoeringsprocedure’ van het Egmontpact staat trouwens: ‘In het overgangsstelsel: a) Zullen de Gewestraden worden samengesteld uit de volksvertegenwoordigers en senatoren’.
4. Uw bewering dat het Egmont-Stuyvenbergakkoord ‘aan de Vlaamse minderheid in Brussel reële machtsparticipatie waarborgde’ is volkomen uit de lucht gegrepen. Van de 7 leden van het Executief zouden er 2 Vlamingen zijn, die als derde en vijfde een keuze uit de bevoegdheden zouden kunnen maken. Alleen deze 2 leden zouden door de Nederlandstalige leden van de Gewestraad tot ontslag kunnen gedwongen worden. Kunnen de Nederlandstalige leden van de Executieve zich niet aansluiten bij de beslissing van de Franstalige meerderheid, dan dienen ze ontslag te nemen. Dit ontslag kan alleen de werkzaamheden van de Executive hinderen wanneer het vóór de totstandkoming van de beslissing wordt genomen (cf. art. 101 Stuyvenbergakkoord). Dit is geen reële machtsparticipatie.
Dit is gewoon hara-kiri. En in ruil daarvoor werd de poort voor de verfransing van Vlaams Brabant wijd open gezet.
Om te besluiten nog dit. Het is verbazingwekkend dat u amper zeven jaar na de Egmont-Stuyvenbergakkoorden bepaalde bepalingen ervan volstrekt fout interpreteert. De waarheid is immers dat de voor Vlaanderen negatieve facetten van de staatshervorming van 1980 restanten van die akkoorden zijn.
R. Senelle / Brussel