Twee reisgidsen: Frans-Vlaanderen/Picardië.
Dat de toeristische sector in een periode van laagconjunctuur het dicht-bij-huis-toerisme progageert, mag best. Als daarbij een degelijke reisgids op de markt komt, dan is dat meegenomen. Bij de uitgeverij Cartoeristiek verschenen twee reisgidsen: Een dag in Frans-Vlaanderen en Gids voor Picardië. Dit hebben ze gemeen: ze werden geschreven voor het autocartoerisme. Het kwaliteitsverschil tussen beide gidsen is echter behoorlijk groot. Een dag in Frans-Vlaanderen is een vluggertje in vergelijking met de minder recente standaardwerken van Bijnens en Van Overstraeten. De enige innovatie van samensteller Gilbert Depamelaere is de reisformule. Voor het gemak ontwierp hij een gechronometreerde dag in Frans-Vlaanderen voor schoolgroepen, met ontspanningsvarianten voor volwassenen en oudstrijders. Een boottochtje in Kleremeers (Clairmarais) en een bezoek aan de Duitse bunker in Sperleke (Eperlecques) vormen de hoogtepunten van de trip.
De commentaar van de auteur mist meer dan diepgang en achtergrond. Zijn inleiding doet al de deur dicht. Het ‘bezoeksobject’ (sic!) wordt er omschreven als ‘een gebied in het noorden van Frankrijk waar ooit nog eens Nederlands gesproken werd...’. Verder wordt Gantois ten onrechte en zonder commentaar ‘de bezieler van het Comité Flamand de France’ genoemd. Eigenaardig genoeg wordt ook de Frans-Vlaamse dag in Ekelsbeke in het verleden gesitueerd. Waar de auteur deze en andere informatie vandaan haalde, is niet te achterhalen, want een bibliografie ontbreekt.
Er zijn dus redenen genoeg om aan de ernst van de maker te twijfelen. Daarbij is ook het taaltje waarin deze reisgids gesteld is op heel wat bladzijden ondermaats. Zo lezen we onder het bevreemdende kopje Picon en Radio Uilenspiegel: ‘Elke rechtgeaarde Belg die naar Frans-Vlaanderen trekt, is aan zichzelven verplicht ergens een Picon, ergens dé streekspecialiteit, te gaan drinken’.
Reizen met deze gids is opteren voor een soort van picontoerisme, waarbij veel gekeken, weinig gezien en nog minder (van Frans-Vlaanderen) begrepen wordt. Deze reisgids heeft even weinig om het lijf als de topless gogo-girls van een danstent aan de schreve waar, volgens de auteur, een dag in Frans-Vlaanderen afgerond kan worden.
Met achterdocht lazen we dus in de tweede Cartoeristiek-uitgave, de Gids voor Picardië, samengesteld door Luc Glorieux en Gilbert Depamelaere. Maar de tekorten van de vorige publikatie werden duidelijk vermeden. Het lijvige boek is het resultaat van 38 tochten, gespreid over verschillende jaren, door het nogal onbekende Picardië, dat voor de gemiddelde toerist veel meer doorgangsgebied dan reisdoel is. Men kan de auteurs moeilijk verwijten dat ze overhaastig te werk gingen bij het samenstellen want de eerste reisgidsplannen dateren van 1971. Moet het toeval heten dat dit werk de eerste reisgids voor het hele Picardische gebied geworden is? Een Franse gids voor Picardië werd nog niet uitgegeven en Jozef van Overstraeten inventariseerde in De Nederlanden in Frankrijk alleen dat deel van Picardië dat historisch gezien tot de Nederlanden behoorde.
Glorieux en Depamelaere behandelen de Picardische steden en dorpen in alfabetische orde. Zoals in de Michelin-gidsen wordt aan de bezienswaardigheden telkens een waarde van één tot vier toegekend. Zo staan Amiens, Chantilly, Laon, Beauvais, Compiègne, Ermenonville en Pierrefonds bovenaan hun ranglijst. In hun reisbeschrijving hebben de auteurs aandacht voor de geschiedenis van een plaats, de legenden, de architectuur, het natuurschoon, de atmosfeer... Hun stijl is eerder verhalend dan beknopt.
De reisgids bevat een uitvoerige inleiding. Allereerst wordt het begrip Picardië nader omschreven, waarbij het duidelijk wordt dat er meer dan één Picardië is, al naar men het gebied linguïstisch, administratief, aardrijks-