onderwerpen als film, toneel, e.d. (11,85%) en binnenlandse politiek (11,34%). Kerk en religie (1,55%), pers (1,55%) en sport (2,06%) komen nauwelijks aan bod.
Bij de beschrijving van politieke sociale en economische omstandigheden behandelen meer dan twee derde van de artikelen België in zijn geheel. Dat is zeker niet zo voor culturele onderwerpen: bijna 90% van die artikelen gaan expliciet over Vlaanderen. Wallonië en Brussel komen in deze laatste categorie er maar bekaaid af: elk krijgt 2,74%.
Een interessant onderdeel van studie is het onderzoek naar de de waardering die in de artikelen tot uiting komt. De politieke toestand wordt in de Nederlandse opiniepers voornamelijk negatief beoordeeld. De sociaal-economische situatie krijgt vaker een negatieve dan een positieve beschrijving. Bij de culturele onderwerpen hebben de journalisten een neutrale instelling. Op dit laatste gebied zijn er ook positieve en negatieve geluiden, maar die houden elkaar in evenwicht.
De vaak negatieve berichtgeving wordt weerspiegeld in de stijl die door de auteurs wordt gehanteerd. Aan de hand van ‘gekleurde’ woorden tracht Gemma Smeets ‘een aantal beschrijvingen en toestanden te ontdekken, die Nederlanders vaak als “typisch Belgisch” beschouwen’. (p. 158).
Zij besluit uit die studie van pejoratief taalgebruik en elementen van positieve kritiek: ‘België komt er slecht vanaf, behalve wat de vrolijkheid, het rustige leven en de eet- en drinkcultuur betreft’, (p. 164)
Wim Trommelmans
Gemma Smeets, Het beeld van België in de Nederlandse opinieweekbladpers. Een inhoudsanalyse van zes Nederlandse opinieweekbladen, licenciaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, 1983, 219 p.