Lectuurverspreiding in Vlaanderen.
Onder de titel Lectuurverspreiding in Vlaanderen verschenen onlangs de resultaten van een studieproject dat aan de Antwerpse Universiteiten (UFSIA en UIA) werd uitgevoerd, in opdracht van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en het ministerie van Cultuur. Bedoeling was een beeld te schetsen van de opeenvolgende factoren die deel uitmaken van het lectuurverspreidingsproces. Het onderzoek kwam voornamelijk tot stand op basis van interviews en enquêtes. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan: de boekenproduktie en -distributie, de bibliotheken, het recensiewezen, het literatuuronderricht op school.
Het boek is in feite een samenvatting van een zestal vrij uitgebreide deelrapporten, die tussen 1978 en 1982 werden opgemaakt, maar naar buiten nooit werden gepubliceerd. Uit die rapporten komt een erg negatief beeld naar voren van de wijze waarop boeken in Vlaanderen worden verspreid. Bij een vergelijking met deze eerste versies valt wel op dat bepaalde formuleringen en besluiten vrij sterk afgezwakt werden in de uiteindelijke samenvatting. Niet alleen werden meer dan 1000 p. gereduceerd tot ca 200 p., ook moeilijkheden met de opdrachtgevers zijn daar waarschijnlijk niet vreemd aan. Het deelrapport Literatuur met staatswaarborg. Het overheidsbeleid m.b.t. het boek in Vlaanderen (b.v) wordt zelfs niet vermeld als referentie. Met uitzondering van enkele tabellen komt het in dit boek niet aan bod.
Het hoofdstuk Boekenproduktie en -distributie is voornamelijk beschrijvend en bevat een heleboel kwantitatieve gegevens m.b.t. het aanbod van resp. uitgeverijen, boekhandels en boekenclubs. De vele tabellen bevatten een schat aan informatie, die slechts kon worden verzameld op basis van her en der fragmentarisch aanwezig statistisch materiaal. Het boekbedrijf in Vlaanderen blijkt immers nog steeds niet bereid om cijfers uit de eerste hand ter beschikking te stellen, en niet alleen om markteconomische redenen. Daar wordt in dit hoofdstuk - in tegenstelling tot de deelrapporten - nauwelijks over gerept.
Vervolgens wordt de rol van de openbare resp. school-bibliotheken geanalyseerd. Vooral deze laatste worden extra belicht. Het overheidsbeleid op dit vlak komt hier - behoudens enkele tabellen - eigenlijk té weinig aan bod. De auteurs houden het voornamelijk bij aanbevelingen om tot een beter beleid te komen: meer contact tussen openbare en schoolbibliotheken, een meer actieve houding van de overheid t.a.v. de schoolbibliotheek en vooral een geïntegreerde aanpak binnen het geheel van de onderwijsproblematiek. Daarbij wordt verwezen naar voorbeelden in het buitenland.
De bijdrage over de literaire kritiek in Vlaanderen biedt interessante stof omdat gepeild wordt naar de ‘vakkundigheid’ van de Vlaamse recensent en naar de ‘ideologische bepaaldheid’ van het recensiewezen in Vlaanderen. Van 16 proza-teksten verschenen tussen 1945 en 1980, werden alle - zowel Vlaamse als Noordnederlandse - recensies inhoudelijk geanalyseerd, in totaal meer dan 500. In eerste instantie wordt gezocht naar de interne en externe criteria en de waarde-oordelen die de recensent hanteert. Daaruit blijkt een sterke voorkeur voor traditionele literatuur, waardoor het publiek wordt bevestigd in zijn oude opvattingen over literatuur. Een ruimer theoretisch kader ontbreekt, waardoor vele recensies oppervlakkig zijn, en dus tekort schieten als literatuurbegeleiding. Dit conservatieve karakter blijkt eveneens uit de vrij sterke ideologische inslag van de kritiek: bepaalde auteurs/werken worden vooruitgeschoven, andere doodgezwegen. Jammer genoeg bevat het boek minder krachtig bewijsmateriaal dan het oorspronkelijke rapport.
In de bijdrage over het literatuuronderricht wordt het literatuuraanbod in de hoogste jaren van het Secundair Onderwijs onderzocht. Zowel in de cursorische lectuur als in de handboeken komen vrijwel steeds dezelfde gevestigde auteurs aan bod. Ook hier blijkt er weinig ruimte te zijn voor experimentele literatuur. Het literatuurpakket op school biedt geen evenwichtige doorsnede van het huidige literatuuraanbod. Ondanks enkele verschillen tussen het rijks- en vrij onderwijs is de lectuurkeuze doorgaans erg behoudsgezind.
Een voor de hand liggende conclusie zou zijn: de gevestigde auteurs worden nog eens extra belicht in het onderwijs en in de literaire kritiek, en worden ook bevoordeeld via de overheidssubsidies. Die samenhang tussen de behandelde factoren komt in het boek niet uit de verf, hoewel de aanzet daartoe zeker aanwezig is in het ruime cijfermateriaal. In ieder geval werden voor de eerste maal een aantal deelaspecten van één proces tegelijk onderzocht, zodat een duidelijker beeld ontstaat van de lectuurverspreiding in Vlaanderen.
Eric van den Heuvel
Lectuurverspreiding in Vlaanderen. Een analyse van de voornaamste factoren, ACCO, Leuven, 1983, 192 p.