| |
Frans-Vlaanderen: Aktualiteiten.
a) Informatieve bijdragen in de pers en op de radio:
• De jongste Frans-Vlaamse Kultuurdag kreeg een uitgebreide belangstelling in de pers met verslagen van F. Germonprez in Het Volk (10 sept. 1973), Em. Dotselaere in Het Laatste Nieuws (11 september), M. Verheecke in De Standaard (11 september), van Jan in 't Pallieterke (13 september), van D.B. in De Weekbode (14 september), van M.D. in Kortrijks Handelsblad (14 september), van Jan Olsen in De Spectator (15 september), van M.N. in Leieland (augustus-september, 1973) en van Jan Olsen in Het Pennoen (sept. 1973). Het moet ook vermeld worden dat zelfs La Libre Belgique (11 september 1973) op haar tweede bladzijde een kolommetje van 31 vriendelijke regels over had voor ‘La 26e journée culturelle flamande-française’, een titel die aantoont dat zelfs deze bijna 90-jarige militante voor de tweetaligheid in Vlaanderen nog ongemakken voelt bij het vertalen.
• Voor of na, maar n.a.v. de Waregemse Kultuurdag verschenen enkele uitgebreide reportages. Een titelverhaal van het weekblad Spectator (8 september 1973), ‘Vlaanderen dat Frans genoemd wordt’ bracht Frans-Vlaanderen onder de belangstelling van zijn lezers en de naam van het weekblad voor het eerst in deze kroniek. Jan Olsen, Lieselot van Son en Frits Pittery schreven de teksten. Ze interviewden ook senator Leo Vanackere, Komiteevoorzitter, en Jacques Fermaut.
Hugo de Schuyteneer schreef over twee volle pagina's in Wij (15 september 1973) een terugblik op 25 jaar werking van het Komitee voor Frans-Vlaanderen en tevens beschouwingen bij het door het Dosfelinstituut georganiseerde Frans-Vlaanderenweekeind van de voorbije zomer, waaraan ook een Wij in de Westhoek (september 1973) een bijdrage wijdde. En het was nog altijd n.a.v. de Waregemse Kultuurdag dat André Demedts onder de titel ‘Frans-Vlaanderen nu’ de toestand in 1973 overschouwde in Gazet van Antwerpen (28 september 1973).
• Prof. Walter Thys werd door E.V. voorgesteld in Gazet van Antwerpen (20-21 oktober 1973) n.a.v. het feit dat hij twintig jaar Nederlands doceert aan de Rijselse universiteit. In dezelfde krant (6 november 1973) verschenen twee korte berichten i.v.m. Frans-Vlaanderen.
• In een niet-gesigneerd stuk, ‘Het werk van de Vlamingen in Frankrijk’, in het tijdschrift Leieland (okt.-nov. 1973), zal de belangstellende een goed overzicht vinden van dit onderwerp.
• B.R.T. 2 - Omroep West-Vlaanderen verzorgde een vraaggesprek met Luc Verbeke (6 september 1973) over de Frans-Vlaamse Kultuurdag, een uitgebreid klankbeeld over dezelfde Kultuurdag (11 september 1973), een beknopte Frans-Vlaandereninformatie op tekst van Patrick de Verrewaere (2 oktober 1973) en een bericht over de Schumannprijs aan Jozef Deleu (19 oktober 1973).
| |
b) Kulturele en andere manifestaties:
• Aan Jozef Deleu, hoofdredakteur van Ons Erfdeel en Septentrion, tevens afgevaardigd-beheerder van de Stichting Ons Erfdeel, is op 26 oktober 1973 te Metz de zilveren medaille Robert Schuman uitgereikt door de Franse senaatsvoorzitter Alain Poher. De medaille is geschonken door ‘Les Amis de Robert Schuman’ te Metz en de Stiftung F.V.S. uit Hamburg, die elk jaar personen bekroont omwille van hun bijdrage tot de Europese gedachte.
• In de Franse departementale raden, die je kan vergelijken met de Provincieraden in België en de Provinciale Staten in Nederland, hebben de leden zitting voor de duur van 6 jaar. Maar om de drie jaar wordt de helft daarvan vernieuwd en hebben verkiezingen plaats in de helft van de kantons van ieder departement. Dit was het geval, in twee stembeurten, op 23 en 30 september 1973. Voor het Noorderdepartement moesten 34 en voor dat van het Nauw van Kales 31 leden verkozen worden. De uitslag bracht geen noemenswaardige wijzigingen en bevestigde alleen de trend dat de meerderheid, overal in de Frans-Vlaamse regio, haar sterke posities van de wetgevende verkiezingen van 1968 verder ziet afbrokkelen of verliezen ten gunste van socialisten en kommunisten die daarmee hun traditionele stellingen van voor de Gaullistische vloedgolf heroveren of versterken.
De nieuwe raad voor het Noorden is nu samengesteld uit 28 socialisten, 15 kommunisten, 1 Demokratisch Centrum, 9 Gaullisten, en 17 diversen (o.m. politici zonder duidelijke politieke binding).
Voor het departement van het Nauw van Kales zijn dat: 23 socialisten, 13 kommunisten, 3 reformatoren, 11 Gaullisten en 7 diversen. Beide raden kregen weer een socialistisch voorzitter:
| |
| |
Albert Denvers, volksvertegenwoordiger en voorzitter van de Duinkerkse agglomeratieraad (Noorden) en Bernard Chochoy, burgemeester van Lumbres, oudminister en voorheen ook al voorzitter (Nauw van Kales).
• Op het ogenblik waarop ik deze kroniek afsluit zijn de meeste leden al aangeduid voor de twee regionale raden of kamers die voortspruiten uit de regionalizeringswet van 5 juli 1973 (zie ook mijn voorlaatste kroniek, O.E.., 16e jrg., nr. 3, blz. 162). Mét de instellingen moest de regio ook een naam krijgen. Er was keuze genoeg. Van de 23 regio's zijn er die zichzelf de naam gaven van Alsace, Bourgogne, Bretagne, Lorraine, Picardie, Haute-Normandie, Basse-Normandie, enz. Allemaal namen dus die naar een historische en/of kulturele realiteit verwijzen. Op andere plaatsen hebben de verdedigers van aardrijkskundige en geometrische namen het niet opgegeven, zodat andere regio's namen dragen als Centre, Midi-Pyrénées, Rhône-Alpes, enz. Toen de departementale raden van het Noorden en van het Nauw van Kales de knoop moesten doorhakken, viel hun keuze op ‘Région Nord - Pas-de-Calais’... Wie er allemaal zitting krijgt in de organen van de pas gedoopte is geen eenvoudige vraag.
De eerste kamer, de regionale raad, telt in de Frans-Vlaamse regio (elders is dat meestal minder) 105 niet-rechtstreeks verkozen leden. Kamerleden en senatoren, samen 52 in getal, maken er automatisch deel van uit. De twee departementale raden, die blijven voortbestaan, vaardigen 32 vertegenwoordigers af. Voor het Nauw van Kales gebeurde dat volgens het meerderheidsprincipe, dus uitsluitend met socialisten en kommunisten. Maar de departementale raad van het Noorden gaf de voorkeur aan een evenredige vertegenwoordiging in de regionale raad. Voeg daarbij nog 15 vertegenwoordigers van de gemeenten met meer als 30.000 inwoners (men vergete niet dat de dun bevolkte plattelandskantons enorm bevoordeligd zijn t.a.v. de stedelijke agglomeraties in de departementale raden!) en 6 vertegenwoordigers van de agglomeratieraden (De Rijselse en de Duinkerkse) en de 105 leden kunnen bijeenkomen en een kamervoorzitter kiezen. Dat wordt, gezien de samenstelling van de raad (48 socialisten, 26 leden behorend tot de meerderheid, 19 kommunisten en 12 centrumfiguren), ongetwijfeld een socialist.
De tweede raad, het sociaalekonomisch komitee genoemd, moet 80 eveneens niet-rechtstreeks gekozen leden tellen, behorend tot 4 groepen: 1) Vertegenwoordigers uit de handels-, ambachten-, beroepen-, en landbouwwereld, van werkgevers- en van werknemersorganisaties: 46; 2) Vertegenwoordigers van wat genoemd wordt de typisch regionale bedrijvigheden (dat zijn hier dan: visserij, havens, steenkoolmijnen, tekstiel, enz): 8; 3) Vertegenwoordigers van sociale, kulturele, wetenschappelijke en gezinsorganisaties: 21; 4) Leden (omschreven als ‘personnalités qualifiées’) aangeduid door de Eerste-Minister: 5.
Beide raden zullen eerst hun voorzitter en bureau moeten verkiezen en een inwendig reglement opstellen en goedkeuren. Naast de nog vele open vragen is er o.m. die op welk personeel en op welke studiediensten (al of niet die van de regioprefekt) zij een beroep zullen doen. En de moedige lezer die dit allemaal doorstaan heeft zal met mij al vermoed hebben dat Frankrijk ook spoedig aan de vurige pleidooien toe zal zijn ‘voor meer doorzichtigheid en vereenvoudiging van onze instellingen’.
• Het katolieke weekblad La Croix-Dimanche-du Nord (nr. 259, 20-21 oktober 1973) publiceerde de rezultaten van een opiniepeiling over de regionalizering gehouden bij 1600 personen behorend tot hogere beroepskategorieën die dagelijks vanuit Rijsel naar Parijs sporen voor hun werk. Op een vraag hoe de samenhorigheid met België ervaren werd, luidde het antwoord: helemaal niet: 8,4%, zwak: 31,3%, middelmatig: 34,8%, sterk: 10,3%, onbeslist: 13,4%, geen antwoord: 1,8%. Voor een grote meerderheid van de ondervraagden wordt de staatsgrens dus als een belangrijke realiteit ervaren. Jammer dat er geen vraag of vragen ingelast waren die een antwoord zouden uitlokken i.v.m. het samenhorigheidsbesef met de Vlaamse en de Waalse regio.
• Wie in augustus of september van dit jaar het Rijselse stadscentrum bezocht kon niet voorbijlopen aan de talrijke affiches (aan de ramen van winkels, café's, restaurants) die de voorbijganger uitnodigden om een vreemde taal, vooral Engels en Duits, maar ook Spaans en Italiaans, te leren tijdens avondlessen. Achter die uitnodigingen staan natuurlijk organismen ter verspreiding van die talen. Aan affiches ‘Apprenez le néerlandais’ zijn we helaas nog niet toe.
• Met het voorbeeld voor ogen van het Parijse Festival des Marais en het Festival van Straatsburg, kreeg Rijsel zijn eerste Internationaal Muziekfestival, van 19 oktober tot 20 november 1973. Het zou natuurlijk wel interessant zijn als er in de toekomst samenwerking tot stand kon komen met het Festival van Vlaanderen. Op
| |
| |
de 26e Frans-Vlaamse Kultuurdag deed Alex Vanneste een suggestie in die richting. Wie wel aan het Rijselse Muziekfestival meewerkte was het Goethe-Institut te Rijsel.
• Dat Goethe-Institut (rue des Stations, 90) ontplooit drukke aktiviteiten. Naast de talrijke kursussen Duits, voor alle niveau's, zijn er elke maand op de zetel van het instituut tentoonstellingen, waarbij ook voordrachten en koncerten aansluiten. In oktober 1973 was er een tentoonstelling gewijd aan het Bauhaus en W. Gropius, en in november (ook tot 14 december) een tentoonstelling J. Gerz. Het instituut stelt bovendien ook nog zijn biblioteek, diskoteek, films, dia's en geluidsbanden ter beschikking.
• Het Lascaux of het Altamira van Noord-Afrika ligt in het Algerijnse Tassiligebergte. Op het einde van de koloniale tijd heeft een Franse zending onder leiding van H. Lhote alle grot- en wandschilderingen en -tekeningen gekopieerd. Een keuze daaruit is te bezichtigen in het Rijselse Paleis voor Schone Kunsten (place de la République) onder de benaming ‘Les Peintures préhistoriques du Tassili’ en dat tot 28 januari 1974, elke dag (behalve de dinsdag) van 10 tot 12.30 uur en van 14 tot 17 uur.
• Op 21 oktober 1973 bracht de vereniging Société des Amis des Musées de Lille een bezoek aan de stad Mechelen en aan de tentoonstelling ‘Van Karel de Stoute tot Keizer Karel’.
• De laatste tijd is het Comité Flamand de France een paar keer voorgekomen in deze kroniek. Gaat deze eerbiedwaardige vereniging een nieuwe jeugd tegemoet onder de leiding van haar nieuwe voorzitter Ph. Jessu? Naast de traditionele uitstappen heeft het Comité voor het werkjaar 1973-74 een hele reeks voordrachten op zijn programma. Het is verheugend dat daarbij ook over de grens gekeken wordt, met Prof. Ghysselinck over ‘L'évolution des langues dans la région du Nord’ (17 november 1973) en Prof. W. Thys over ‘La littérature d'expression néerlandaise en Belgique’ (20 april 1974), telkens op zaterdag, tussen 15 en 17 uur, in het Maison Saint-Exupéry, 7, rue des Fosses, te Rijsel.
• Het CAIR (Centre d'Animation Interrégional), gevestigd te Ochtezele bij Kassel, en gesticht met de bedoeling aan streekanimatie te doen in de Frans-Vlaamse Westhoek, organizeerde op zondag 14 oktober 1973 een orgelkoncert, gegeven door de Leuvense organist, Luk Lannoo, in de kerk van Brokzele, het kleinste dorp van Frans-Vlaanderen. Met een 60-tal aanwezigen mocht het initiatief een behoorlijk sukses genoemd worden. Al geef ik grif toe geen orgelkenner te zijn en meer uit simpatie voor het initiatief en uit liefde voor het herfstlandschap naar dit stille dorp te zijn afgezakt, was ik verwonderd over de Vlaamse (uit België dan) afwezigheid. Als het juist is dat heel wat uitnodigingen over de grens gingen, stel ik me toch de vraag of de Vlaamse belangstelling voor Frans-Vlaanderen vooral geprikkeld wordt door ‘koddiges’?
• Het Volkstoneel voor Frans-Vlaanderen o.l.v. Flor Barbry zit volop in zijn 19e speeljaar, met een stuk van Jan Fabricius, ‘Leentje Martijn begint haar leven’, zoals steeds bewerkt door de regisseur. Een opvoering in Frans-Vlaanderen vormt altijd een evenement dat iedere Vlaming met liefde voor dit land eens moet meegemaakt hebben. Zonder grote ambities na te jagen doet de ploeg van Flor Barbry het gewoon uitstekend. De toeschouwers leven het stuk mee en laten hun emoties de vrije teugel zoals zij dat nooit kunnen voor hun tv-toestel. Daarom geef ik hier weer de lijst met plaats en uur van de opvoeringen in Frans-Vlaanderen: Sint-Winoksbergen (28 oktober 1973, opvoering van Antje), Godewaarsvelde (19 november, om 19.30 u.), Sint-Jans-kapel (2 december), Boeschepe (9 december), Ekelsbeke (16 december, om 19 u.), Pitgam (23 december, om 19.30 u.), Arneke (27 januari 1974, om 19.30 uur), Broekkerke (17 februari, om 19.30 uur), Bollezele (3 maart, om 19.30 uur), Houtkerke (10 maart, om 19.30 u.), Bambeke (17 maart, om 19.30 uur), Rekspoede (14 maart, om 19.30 uur), De Moeren (31 maart, om 19.30 uur), Hondschote (21 april, om 19.30 uur).
| |
c) Publikaties:
• Van de dichter Emmanuel Looten (oSt.-Winoksbergen, 1908) verscheen dit jaar een nieuwe poëziebundel, Le chaos sensible, uitgegeven door Sanderus te Oudenaarde. Wie vertrouwd is met het werk van deze Fransschrijvende Frans-Vlaming herkent met vreugde deze weer tipische Lootenpoëzie, gekenmerkt door een eruptie van tot beelden stollende gevoelens, instinkten en myten. Het behoort tot de merktekens van zijn werk dat de (Franse) taal, grammatika en sintaksis, geen kans krijgen in te grijpen tussen het moment waarop deze wereld zich beweegt in Lootens brein en de schrijfakt. De dichter blijft produktief en trouw aan zichzelf. Hij verblijft momenteel wel in Zuid-Frankrijk, maar zijn geboorteland is nog altijd zijn eerste inspiratiebron. Het Vlaamse landschap, een dorp, de Schelde, de zee te Malo, de doeken van Arthur Van
| |
| |
Hecke, het zijn allemaal prikkels voor Looten om toekomst en verleden, legenden, volksverhalen en een dichterlijk geloof in een onvergankelijk Vlaanderen met zijn werkelijkheid te associëren en deze associaties opeen te stapelen tot gedichten. Zo kan men stellen dat Looten zich blijft herhalen in zijn kosmisch avontuur, met wat Spillebeen zijn hemelbestormende poëzie noemde, en dat zijn werk nog altijd dat onafgewerkte karakter behoudt. Maar de vormen, konventies en stereotypen van de hedendaagse taal, kultuur en beschaving imiteert of herhaalt Looten niet.
• Natuurlijk is er voor 1974 weer een Manneke uit de Mane van de pers. Deze bundel humor van Westvlaamse humoristen en volkskundigen neemt er natuurlijk ook weer Frans-Vlaanderen bij. Het boekje kan verkregen worden tegen 25 BF (+ 5 BF voor verzendingskosten) en kan men bestellen bij Karel M. de Lille, Cartonstraat 40, 8900 leper.
• Er verschijnt veel over Frans-Vlaanderen, zowel bij ons als in Frankrijk. Een opmerkelijke uitgave is La Région du Nord (1973, 120 blz., 29 FF), in de reeks Découvrir la France van de uitgeverij Larousse (17, rue Montparnasse, F-75006 Parijs). De tekst is van André Gamblin, hoogleraar aan de Rijselse universiteit. Het is tevens een platenboek, met talrijke foto's, kaarten en plattegronden. Je vindt er een indrukwekkende hoeveelheid cijfers en gegevens in over de meest uiteenlopende onderwerpen, zoals bevolking, industrie, landbouw visserij, handel, verkeer, havens, toerisme, folklore, kunstpatrimonium, natuurschoon, enz. De auteur weet de pen zo vlot te hanteren dat het niet verdort tot droge opsommingen. Het foto- en kaartenmateriaal is zeer verzorgd; sommige foto's zijn uitzonderlijk mooi.
Het boek beslaat twee delen: in het laatste krijgt de lezer een beschrijving van ieder subgewest; in het eerste deel wordt de regio in haar geheel bestudeerd telkens in verband met een bepaald tema.
Frans-Vlaanderen heeft het moeilijk op ekonomisch gebied. Nadat het in de 19e eeuw en eerste helft van de 20e eeuw o.a. door immigratie een enorme bevolkingsgroei gekend heeft, zijn enkele bevolkingscijfers van nu een goede barometer van de problemen. Tussen 1962 en 1968 vertoonden beide departementen een tragere groei van de bevolking (0,7% tegenover 1,3% voor Frankrijk in zijn geheel). Het migratiesaldo dat voor het Nauw van Kales vroeger al negatief was, werd dit voor het eerst ook voor het Noorderdepartement tussen 1962-1968. De verdere aftakeling van de mijnbouw - volledige stopzetting is voorzien voor 1985 - en de dalende tewerkstelling in de tekstielsektor, naast de zich verplaatsende staalnijverheid, zijn hiervan de oorzaak. André Gamblin laat zich voortdurend zeer optimistisch uit over de rezultaten van aanpassing, rekonversie en ontwikkeling aan de kust. Hij zet zich ook af tegen verkeerde stereotype ideeën die aan de regio (plat, monotoon, koud, mistig, vuil) en zijn bevolking (onvriendelijk, zwijgzaam) kleven. Hij wordt hierbij goed gediend door het fotomateriaal.
Ik zal André Gamblins kennis en bevoegdheid geenszins in twijfel trekken. Ik zou hoogstens enkele kleine onvermijdelijke detailfoutjes kunnen vermelden. Maar ik durf wel enkele bedenkingen maken bij vizie en toon zoals die in dit boek tot uitdrukking komen.
1. Gamblins optimisme helt hier en daar over naar krampachtige pleidooien die doen denken aan wat ministers nu al jaren bij elk bezoek aan de regio plegen te vertellen. En die geluiden worden telkens ter plaatse flink gekontesteerd, ook met cijfers. Het zou zelfs met foto's kunnen!
2. De auteur heeft de indruk niet kunnen wegnemen dat hij lief wil zijn voor alles en iedereen. Ik denk hierbij aan de manier waarop hij het ontstaan van de sloppenwijken verklaart, de laattijdige rekonversiemaatregelen, enz.
3. Ik betreur het dat hij niets zegt over de taaltoestand in de Frans-Vlaamse Westhoek. Tenzij één zinnetje, op blz. 95, over Sint-Omaars, ‘C'est aussi le contact entre les pays de langue française et les pays de langue flamande’ daarvoor moet dienen. Ligt dit stilzwijgen misschien in de lijn van wat ik bij de eerste bedenkingen vaststelde?
• De redaktie van het tijdschrift West-Vlaanderen werkt, een uitgave van de Westvlaamse Ekonomische Raad (adres: Baron Ruzettelaan 33, 8320 Brugge 4), stelde een speciaal nummer samen, Dossier Noord-Frankrijk, dat als nr. 3 van de 15e jrg. (1973) verscheen. De aandacht gaat geheel naar problemen van ekonomische aard, handel en ruimtelijke ordening. Provinciegouverneur ridder P. van Outryve d'Ydewalle verantwoordt dit dossier in zijn Ten geleide. Het is bedoeld om de ‘samenwerking konkreet te stimuleren én voor te bereiden’, tevens ‘als een uitgebreide kennismaking met gegevens en stellingnamen’. Hij voegt er ook aan toe: ‘Wij (= West-Vlaanderen) behouden ons
| |
| |
dan ook alle rechten voor om eventueel afwijkende ideeën van onze zijde te blijven verdedigen, wanneer en op de plaats die voor deze konfrontatie struktureel of informeel het best aangewezen is’. Werkten aan dit nummer mee: J. Brunet de Rouvre (direkteur Oream-Nord), Nord-Pas-de-Calais: streek in ekspansie, F. Thierry (adjunkt-direkteur van de Communauté Urbaine de Lille), De stedelijke gemeenschap Rijsel: verkenning van een Metropool, J. Gory (Direkteur Groupe de Coordination pour l'Aménagement du Littoral), De noordelijke kuststreek van Frankrijk: een streek met gevarieerde troeven, M.G. Duclercq (Hoofdingenieur Génie Rural, Eaux et Forêts, Atelier Régional d'Etudes régionales et d'Aménagement Rural), Landbouw, J. Bodelle (Direkteur Agence de Bassin Artois-Picardie), Waterproblemen in Artois-Picardie, Prof. Dr. F. Lentacker, De teruggang van de grensarbeid, L. Schepens (Wetenschappeljik Assistent Provinciebestuur West-Vlaanderen), Arbeid in Frankrijk in de XIXe eeuw, G. Jacques (Konsul-Generaal te Rijsel), Grensoverschrijdende handel als bindteken, en er is tenslotte een bijdrage, Toerisme en rekreatie, zonder vermelding van auteur, wel met de aanduiding Oream-Nord.
Erik Vandewalle |
|