kracht. Het internationale karakter van deze samenspraak werd mogelijk gemaakt door de verenigde inspanningen (menselijke en financiële) van het Pools- Belgisch Kulturele Akkoord, het Kultureel Konvent van de Rijksuniversiteit te Gent, het Belgische Centrum van het International Theatre Institute en de Dienst Internationale Kulturele Betrekkingen van het Ministerie van Nederlandse Kultuur.
Deze driedaagse had het tema van het marginale teater als aanleiding en centrum. Er omheen werd een (toevallige) demonstratie bijeengebracht waarin een viertal voorstellingen aksenten en tendensen in het internationale andere teater konden illustreren. De Amerikaanse groep Camera Obscura, geregisseerd door de Vlaming Franz Marijnen bracht een eigen verwerking (geen literaire versie) van het Oidipous-familie-gegeven onder de titel Oracles. De Schotse groep 7/84, geleid door de auteur John McGrath, bracht een didaktische evokatie van de historische onderdrukking van de Highlanders onder de volksromaneske titel The Cheviot, the Stag and the black black Oil. De Poolse studentengroep uit Krakau Teatr STU, geleid door regisseur Krystjoff Jasinski, perste een serie beelden uit de Poolse literaire en nationale traditie samen tot een gemeenschapsbewustzijn, waarin de individuele kenmerken geleidelijk werden gedynamiseerd tot kollektief samenspel. De Poolse studentengroep uit Lodz ritualiseerde in Pasja een kombinatie van eterische, realiteitsonthechte impulsen en een satirisch-didaktisch anti-laatste-avondmaal in elementaire toneeltaal waarin telkens het individuele onvermogen opgevangen werd in groepsdemonstratieve mechanismen.
Terecht hebben deze sterk uit elkaar liggende voorstellingen veel toeschouwers gekregen; het komt hoogst zelden voor in onze kontreien dat een dergelijke staalkaart van aktuele, om het konstruktieve voortbestaan van het teater als medium bekommerde processen gepresenteerd kan worden. Dat bezoekers niet meer toegelaten konden worden, is in feite een hartversterkend verschijnsel geweest. Om het even of het nu louter skeptische nieuwsgierigheid is geweest dan wel een hunkerend verlangen naar het andere waar je wel over leest maar dat je in België nauwelijks aangeboden krijgt. Ofschoon: kunnen we ons echt indenken dat dit nu tot model gaat dienen, dat sommigen uit de woelige groep van jonge, ‘teaterbehoeftigen’ resoluut tot het uitbrengen van deze eigen wisselvormen zullen overgaan?
Deze buitenlandse voorstellingen hebben gefungeerd als lijst voor de praatmaraton die het kolloquium optimistisch als het grondig behandelen van het centrale tema geïnterpreteerd wou zien. Die verhelderende uitspraak waarin de gedeelde bekommernis om een internationaal fenomeen aanleiding zou zijn tot essentiële inzichten over de jaren en de grenzen heen, is niet gerealiseerd. Het begrip van de werkbijeenkomsten ‘marginaal teater’ is alleen langs het al te gladde oppervlak geaaid en gestreeld; rimpels en kreuken werden nauwelijks gekonstateerd. De kern bleef buiten schot; het motief is in zijn onbestemdheid veilig weer opgeborgen. Het geachte panel heeft geen wonden hoeven likken; het is naar huis gegaan in de toch wat ijdele zelfgenoegzaamheid dat het marginale teater niet bestaat. En uiteraard kun je er dan ook niet over doorzeuren. Toch blijft mij, die als praatgids van deze heterogene reeks mensen gemeend heb niet mijn opinie te moeten geven maar de hunne te kunnen onthullen, de vraag open of het unanieme genoegen wel een ander teater te maken dat echter onder geen voorwaarde ‘marginaal’ genoemd wil worden, een redelijke konklusie vertegenwoordigt.
De oorzaak van de besluiteloosheid is in een aantal aspekten te zoeken. Het voornaamste aspekt is een semantische verwarring; ze kwam al bij de aanvang op en ze had weggewerkt kunnen worden door enige spitse aandacht binnen het panel en onder het publiek. Ellen Stewart, de geëerbiedigde Amerikaanse die met haar La Mama-mammoet-troep internationaal respekt voor dit soort alternatief teater heeft afgedwongen en ook te Gent bereid was als boegbeeld van een wat onzeewaardig geheel te fungeren, heeft zich meteen scherp afgezet tegen de term. Waarom? Zij heeft het woord geïnterpreteerd in de betekenis van: bijkomstig, onbelangrijk, tweedehands, rommelig, bocht. En terecht kon ze tegen deze zingeving aanschoppen. Maar er is toch ook een andere inhoud te bedenken. Als je de totaliteit van het teateraanbod bekijkt, dan zie je in het dagelijkse verwerkingsproces van het teater de meeste aandacht toch nog steeds blijven uitgaan naar het georganiseerde, gesubventioneerde, veilige repertoireteater. Neemt een doorsneekultuurkonsument het begrip teater in de mond, dan volgt de verwijzing naar dit soort overheidsvoorziening. Tegelijk hebben de meesten vandaag de dag toch al enige weet van een andersoortig teater dat gek en ongewoon doet, dat de herkende spelpatronen niet keurig uitvoert, dat mentaal afwijkt van het gestroomlijnde