onderwerpen als Rembrandt en Herculijn Seghers geen rol bij de prenten die achteraf ingebonden werden? De geringe waardering van de tijdgenoten speelt geen rol want hun prenten ontbreken ook in de bijbels van de 18e eeuw. Het ligt evenmin aan de afmetingen van hun werkstukken. Men is bovendien niet vies geweest van kopiëren op hetzelfde of op kleiner formaat. Eerst in het recente verleden is werk van Rembrandt en Seghers voor bijbeluitgaven gebruikt.
Evenals bij de houtsnede begint de traditie van de gravures voor prentbijbels in Duitsland. De uitgever-graveur Mattheus Merian gaf daar van 1625-27 een driedelige prentenreeks uit, waarvan alle 258 gravures (maar nu zonder de gedichten) ook in de Merian-tekstbijbel van 1630 staan. In 1648 komt een grote ‘Figuer-Bibel’ uit, uitgegeven door en met prenten van Cornelis Danckers. Deze heeft de prenten van Merian overgetekend, zodat zijn gravures tot in details spiegelbeeldig zijn. Deze prentbijbel is nog herdrukt en de prenten ervan zijn talrijke keren nagegraveerd, meestal in kleiner formaat. Ook de gravures van Pieter Schut in de prentbijbel van Nicolaas (Claes) Visscher (rond 1650) hebben hetzelfde formaat als de Merianprenten, waarvan ze nagegraveerd zijn. Enkele tegenzijdige prenten gaan mogelijk op Danckerts terug. Ook Schuts werk is weer veelvuldig nagevolgd. Aan de erg mooie Grote Bijbel van Mortier (1700) heeft een groep Nederlandse kunstenaars gewerkt. In de Kleine Bijbel van Mortier (1703) zijn de vignetten en ruim een kwart van de prenten van Luyken. Ook in 1703 komt een prentbijbel uit met oorspronkelijk werk van Romeyn de Hooghe. Met de 18e eeuw en de toepassing van het etsprocédé in de prentverzamelingen, komen ook de grote namen. Het werk van De Hooghe is typisch barok, vol beweging en met dramatische spanningen in de individuele verschillen tussen de figuren. Bij Jan Luyken daarentegen is er geen sprake van gelaatsuitdrukking. De kleine koppen van de miniatuurfiguren zijn steeds hetzelfde, de romp altijd langgerekt. De dramatische kracht zit in de groepering en in de verhouding tot de zeer gedetailleerde achtergrond.
In opvallende overeenstemming met de schilderkunst blijkt het decor, gebouwen en natuur (Merian), bij prenten in en buiten prentbijbels, van Rembrandt tot Luyken steeds eigentijds te zijn, of heeft het altans een lokale kleur, maar de kleding niet.
De prentbijbels van Jan Luyken van 1708 en van 1712 bevatten elk voor het merendeel nieuwe prenten, evenals zijn twee series bijbelprenten. Ze zijn alle veelvuldig gekopieerd.
De geschiedenis van de intense en losse relaties van ‘bijbel en prent’ zijn te zien op de tentoonstelling van die naam. De Amsterdamse leraar Wilco Poortman laat er een deel van zijn prachtige verzameling zien, aangevuld met enige eksemplaren uit het bezit van vrienden. De ekspositie omvat ruim 40 bijbels, nog meer prentbijbels, vele bijbelverklaringen met prenten, Nederlandstalige uitgaven van de werken van Flavius Josephus en bijna 200 losse bijbelprenten en kaarten. De katalogus geeft vijf zeer lezenswaardige inleidingen van Poortman, waarover ik maar één kleine opmerking heb. De term dialekt past niet op de lokale kultuurtalen die pas na het ontstaan van het ABN een regionale status kregen.
De tentoonstelling is inmiddels gehouden in Amstelveen, Breda en Maastricht. Hij bevindt zich in december en januari in Zutphen. De prenten daar zullen, zoals in dit signalement, vooral uit tema's rond het kerstgebeuren gekozen worden. In 1974 komen nog andere Nederlandse gemeenten aan de beurt.
Het tentoongestelde is uniek om de kombinatie van bijbels en de werken van Josephus, maar vooral om de aandacht die, voor het eerst, de illustraties uit oude bijbels krijgen in hun oorspronkelijke kontekst. Het is te hopen dat dit initiatief leidt tot diepgaande studie van de bijbelprent. En dat men de wetenschappelijke resultaten daarna verantwoord zal populariseren. De aanleiding tot de tentoonstelling was een facsimile-uitgave van de bij Van Ravesteyn uitgegeven Statenbijbel (1657), de eerste die van drukfouten en vertaalfouten gezuiverd werd. Nog opmerkelijker is de facsimile-uitgave van een prentbijbel, ook in 1972 verzorgd door De Banier in Utrecht, die Poortman uit zijn verzameling samengesteld heeft. Het is geen nadruk, maar een nieuwe verzameling met het eklektische karakter dat niet de vroegere prentbijbels maar wel de zelfgebonden bijbel van de verzamelaar kenmerkte.
Jan Franken, Enschot