literatuur
Literatuur in diskussie.
1.
Het jongste nummer van het literaire tijdschrift Raam bevat slechts één essay van 64 pagina's. Onder de titel Literatuur ter discussie (op het omslag staat Literatuur in discussie) stelt Jacques van Alphen een aantal oplossingen voor om literaire verschijnselen (weer) te integreren in de ervaringswereld van de lezer, waar ze door de literatuurwetenschap vaak zijn uitgetild. Met het oog op de omvang en de aard van het essay kan men hier spreken van een boekje, in de vorm van een speciale tijdschrift-aflevering.
Als men overigens Raam regelmatig leest, is het begrijpelijk dat een heel nummer gewijd wordt aan een beschouwend essay over literatuur. Steeds meer is het tijdschrift zich de laatste jaren gaan ontwikkelen tot opvolger van het teoretische Komma. Regelmatig verschenen er in Raam bijdragen over de teoretische kanten van literatuur. Literatuur ter discussie is in ieder geval de kwantitatieve kroon op deze essayistiek. Ook kwalitatief is het boekje van goed gehalte, al zijn de erin beschreven denkbeelden vrij persoonlijk en hier en daar nogal normatief. Toch wil Van Alphen deze beide kwalifikaties vermijden: ‘Wanneer ik nu een visie wil ontwikkelen die ik kan expliciteren aan anderen, zal die visie wetenschappelijk moeten zijn d.w.z. dat wat ik zeg op een of andere wijze verifieerbaar zal moeten zijn.’ (p. 1). Dat lukt maar ten dele omdat zijn werkwijze principieel subjektief is. Hij onderscheidt aan het begin twee benaderingswijzen, t.w. de ‘objectiverende’ en de ‘fenomenologische’. Hij kiest voor de tweede, die gekenmerkt wordt door deze opzet: ‘Deze werkwijze is subjectief inzoverre de lezerservaring alleen kenbaar is als eigen lezerservaring van de onderzoeker, noodzakelijk omdat alleen in deze ervaring een tekst zich als literair aan de lezer kenbaar maakt.’ (p. 2). En: ‘literatuur wordt van het begin af gezien als een verschijnsel dat zich manifesteert in de relatie tussen lezer en tekst.’ Dit mag nogal banaal lijken, het is het toch niet, want veel moderne benaderingswijzen richten zich primair op de ordening van het werk zelf, op de eigenschappen van het werk, die men zoveel mogelijk los maakt van de subjectieve lezer. Van Alphen is daar, dat zegt hij ekspliciet, een tegenstander van.
Zijn verhandeling heeft twee kenmerken als we letten op zijn materiaalordening: ten eerste geeft hij een soort systeem, een eigen benaderingswijze die ondanks het gebruik van veel konkrete voorbeelden sterk beschouwend-teoretisch blijft, en ten tweede zijn sommige gedeelten polemisch van aard, zonder dat namen genoemd worden. Het gaat Van Alphen er in dat geval om andere benaderingswijzen, zoals de literatuurwetenschappelijke, de marxistische en de vergelijkend-historische op hun tekorten te wijzen. Deze beide onderdelen zijn niet duidelijk gescheiden, ze lopen in elkaar over.
Onduidelijk is de verantwoording. Van Alphen zegt dat ‘aanleiding tot deze beschouwingen de herhaalde konfrontatie met de vraag naar de zin van het letterkundeonderwijs vormde’. Op slechts één plaats wordt een verbinding met het onderwijs gelegd. Het opstel behandelt een benaderingswijze, de literaire kritiek, enkele literatuurwetenschappelijke richtingen, de ingewikkelde relatie literatuur-werkelijkheid en niet het letterkundeonderwijs.
Samenhangend met het gesignaleerde subjektivisme zal het geen verwondering wekken dat Van Alphen ‘bewust niet van literairteoretische publikaties is uitgegaan’.