Ons Erfdeel. Jaargang 16
(1973)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de taal en het vlaamse bedrijfsleven: het dekreet op het taalgebruik voor de arbeidsverhoudingenprof. dr. roger blanpain De Kultuurraad voor de Nederlandse Kultuurgemeenschap, d.w.z. de vergadering van de Nederlandstalige volksvertegenwoordigers en senatoren in België, die een wetgevende bevoegdheid heeft op kultureel gebied, kan zowel eigen wetsvoorstellen - die dekreten worden genoemd - als wetsontwerpen van de minister aannemen. Dit Vlaamse ‘kultuurparlement’ heeft met het dekreet over de vernederlandsing van het bedrijfsleven, dat een eind moet maken aan het feit dat in een aantal bedrijven werknemers min of meer verplicht worden zich te bedienen van een vreemde taal, woedende reakties opgeroepen in de Belgische Franstalige pers, waarin met een stortvloed van argumenten het dekreet werd aangevallen. De verdediging van Vlaamse zijde was in het algemeen zwak; tot de pers in Nederland is deze belangrijke zaak nauwelijks doorgedrongen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Inleiding.Het taalgebruik in het bedrijfsleven wordt in België vanuit verschillende bronnen geregeld. Naast nationale en Europese regelingen is er nu ook het dekreet van de Kultuurraad voor de Nederlandse Kultuurgemeenschap ‘tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen’. Dit dekreet werd op 19 juni 1973 met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. Het werd door de Koning op 19 juli 1973 afgekondigd. Het verscheen in het Belgisch Staatsblad van 6 september 1973. Het protest van Belgische Franstalige zijde dat onmiddellijk op de publikatie volgde, deed de gewoonte ontstaan te spreken van ‘septemberdekreet’, een benaming die wij evenwel verder niet meer zullen gebruiken.
Al deze wettelijke maatregelen, waarbij de gaafheid van de taalgebieden op de voorgrond wordt gesteld, hebben hoofdzakelijk sociale bedoelingen. Prof. R. Vandeputte legde er terecht de nadruk op ‘dat de kulturele gaafheid van ons volk niet beveiligd kan worden indien werkgevers en werknemers, bij de vervulling van hun dagelijkse taak, hun eigen taal niet gebruiken als gewoon middel tot vertolking van hun denkwijze tegenover derden’Ga naar eind(1). Het doorbreken van ‘sociale afscheidingen in het bedrijfsleven’, evenals het bereiken van een grote sociale doorstroming in het bedrijfsleven: het afschaffen van ‘taalbarrières’, ‘de doorstroming van alle afgestudeerden met een Nederlandstalig diploma tot aan de top van het bedrijfsleven mogelijk maken’, werden eveneens als doelstellingen voor het aannemen van het dekreet aangevoerd.Ga naar eind(2)
De Europese regeling inzake taalgebruik omvat art. 84,4 van de verordening van de Raad van 14 juni 1971 inzake sociale zekerheid voor migrerende werknemers in het kader van de E.G.Ga naar eind(3). Het betekent dat migrerende werknemers, onderdanen van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, verzoekschriften en dokumenten in verband met sociale zekerheid - in ruime zin genomen - tot de genoemde instanties - eveneens in ruime zin genomen - in een andere taal dan deze toegelaten door het K.B. van 1966 en het kultuurdekreet van 19 juli 1973, mogen richten. Het gaat om de andere officiële talen van de E.G., met name, naast Frans en Nederlands, Duits, Engels, Italiaans en Deens. Met het oog op de duidelijkheid moet vooraf nauwkeurig gesteld worden welke het toepassingsgebied ratione loci van de verscheidene rechtsbronnen is.
1. Voor het hele land gelden.
2. Voor het Nederlandse taalgebied gelden (met uitzondering van de Nederlandstalige gemeenten met faciliteiten):
3. Voor het Franse taalgebied, Brussel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstad, de gemeenten met faciliteiten en het Duitse taalgebied, gelden:
Het dekreet van de Nederlandse Kultuurraad stoelt op art. 59 bis § 3,3 van de vernieuwde grondwet waarbij bepaald wordt:
‘Bovendien regelen de Kultuurraden, bij uitsluiting van de wetgever, ieder wat hem betreft, bij dekreet, het gebruik van de talen voor 1. ... 2. ...
3. de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de onderneming.’
De tekst van het dekreet is de resultante van de samenvoeging van twee voorstellen; het eerste ging uit van Senator Vandezande, het tweede van Volksvertegenwoordiger D. ClaeysGa naar eind(4). Het is hoofdzakelijk de laatste tekst, die uiteindelijk in aanmerking genomen werd. En aangezien zowel het verslag van de bevoegde kommissie als de bespreking in de Kultuurraad zelf nogal bondig uitvielen, dient men voor de interpretatie hoofdzakelijk naar de toelichting bij het tweede voorstel te grijpen. Daaruit blijkt o.m. duidelijk dat het dekreet integrerend deel uitmaakt van ons arbeidsrecht en onze arbeidsverhoudingen en van daaruit geïnterpreteerd dient te worden.
Aangezien het om voorstellen van dekreet ging en niet om ontwerpen (uitgaande van de Regering) diende het advies van de wetgevende afdeling van de Raad van State niet ingewonnen te worden (vgl. art. 10 van de wet van 7 juli 1971 inzake de kultuurraden).
Aangezien het dekreet strafsankties bevat dienen de bepalingen ervan beperkend geïnterpreteerd te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Het toepassingsgebied.1. Ratione loci.Het dekreet van 19 juli geldt voor het Nederlandse taalgebied, met uitzondering van de gemeenten met faciliteiten.
Volgens art. 59 bis § 4, lid 2, geldt het dekreet in het Nederlandse taalgebied, uitgezonderd wat betreft ‘de gemeenten of groepen van gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat’.
Het dekreet geldt evenmin ten aanzien van ‘diensten’ waarvan de werking ‘verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn’. Het gaat hier vanzelfsprekend om ‘openbare’ diensten, in de zin van 2 augustus 1963. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ratione personae.Het dekreet is van toepassing op werkgevers, die werknemers - in de meest ruime arbeidsrechterlijke zin van het woord - in het Nederlandse taalgebied tewerkstellen. Dit volgt uit artikel 1 van het dekreet dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in een nogal eigenaardige formulering stelt, dat het dekreet van toepassing is op de natuurlijke personen en rechtspersonen, die een eksploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied hebben of die personeel in het Nederlands taalgebied tewerkstellen. In dezelfde zin leest men evenwel dat het dekreet het taalgebruik regelt tussen werkgevers en werknemers. Het toepassingsgebied is dus ruimer dan het K.B. van 18 juli 1966.
Het dekreet is dan ook van toepassing ten aanzien van deze werknemers, die in het Nederlandse taalgebied tewerkgesteld zijn, ook wanneer de eksploitatiezetel in een ander taalgebied gelegen zou zijn.
Het dekreet geldt vanaf het ogenblik dat werknemers in het Nederlandse taalgebied worden tewerkgesteld, d.i. een arbeidsprestatie leveren, waar ook de werkgever gevestigd is.
Het is dus de plaats van tewerkstelling van de werknemer, die bepalend is voor de toepasselijkheid van de bepalingen van het dekreet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Taalgebruik, het beginsel.In artikel 2 van het dekreet wordt het beginsel geponeerd dat de te gebruiken taal voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, evenals voor de wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, het Nederlands is.
Er wordt de nadruk op gelegd dat het dekreet, net zoals trouwens de nationale regeling van de wet van 2 augustus 1963, de eentaligheid beoogt. Tweetaligheid is dus niet toegelaten. Het probleem van de vertalingen zal verder worden behandeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Sociale betrekkingen tussen werkgever en werknemer.De sociale betrekkingen omvatten zowel de mondelinge, als de schriftelijke kontakten tussen werkgevers en werknemers, die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de tewerkstelling; deze kontakten kunnen zowel individueel als kollektief zijn (art. 3).
Het gaat zowel om de betrekkingen van boven naar onder, als van onder naar boven. De mondelinge kontakten - het gesproken woord - hebben ook betrekking op het gebruik van mekanische middelen, zoals de telefoon.
Buiten het toepassingsveld van het dekreet vallen dus:
a) de verhoudingen tussen de werknemers onderling. Het dekreet bedoelt immers de verhouding tussen de werkgever en de werknemers (in het kader van het ondergeschikt verband) te regelen;
b) de verhoudingen met derden, met klanten, e.a., voorzover deze betrekkingen hun oorsprong niet vinden in art. 4, § 3 van het dekreet (alle betrekkingen tussen de werkgever en privaatrechterlijke of publiekrechterlijke instellingen, die hun oorsprong vinden in de arbeidsverhouding).
In artikel 4 worden ten eksemplatieven titel als ‘sociale betrekkingen’ (ook) opgesomd:
1. alle betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, die op het vlak van de onderneming plaats vinden in de vorm van bevelen, mededelingen, publikaties, dienstvergaderingen of personeelsvergaderingen, sociale dienst, arbeidsgeneeskundige dienst, maatschappelijke werken, vervolmakingscyklussen, discipli- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
naire procedure, receptie en andere (art. 4, § 1).
2. de betrekkingen die op het vlak van de onderneming plaatsvinden in de ondernemingsraad, het komitee voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaats, of tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (art. 4, § 2).
3. alle betrekkingen tussen de werkgever en privaatrechterlijke of publiekrechterlijke instellingen, die hun oorsprong vinden in de arbeidsverhouding (art. 4, § 3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Bescheiden en dokumenten.Alle wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden van de werkgever, evenals alle boekhoudkundige dokumenten, en alle dokumenten, die bestemd zijn voor het personeel, dienen in het Nederlands gesteld te worden.
Wat de wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden betreft, verwijzen we naar de gelijkluidende bepalingen van art. 52 van het K.B. van 18 juli 1966.
Meer speciaal werd benadruktGa naar eind(5) dat alle boekhoudkundige dokumenten binnen het toepassingsgebied vallen, dus ook alle boekhoudkundig-administratieve verrichtingen, die in de plaats zijn gekomen van de voorziene dagboekinschrijving.
De verplichting de dokumenten, die bestemd zijn voor het personeel, in de taal van de streek te stellen, vinden we eveneens in art. 52 van het K.B. van 1966.
Binnen het toepassingsgebied van dit artikel vallen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Vertalling in één of meer talen.Het dekreet legt aan de werkgever de plicht op eventueel berichten, mededelingen, akten, getuigschriften en formulieren, bestemd voor het personeel te vertalen.
De werkgever wordt de plicht opgelegd voor bepaalde vertalingen zorg te dragen, o.a. met het oog op de veiligheid in de onderneming. Daarbij denkt men hoofdzakelijk aan gastarbeiders. Als het dekreet alleen maar de ‘mogelijkheid’ had voorzien, dan bestond er een kans dat bepaalde werkgevers tegen de kosten van vertaling zouden kunnen opzien en de vertalingen achterwege laten.
Het dekreet spreekt van toevoegen, m.a.w. de vertaling wordt toegevoegd aan het Nederlands origineel.
De vertalingsplicht is afhankelijk van twee voorwaarden:
a) de samenstelling van het personeel dient dit te rechtvaardigen;
b) de eenparige aanvraag van de werknemers-leden van de ondernemingsraad, of bij ontstentenis van de ondernemingsraad op eenparige aanvraag van de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
beide op verzoek van een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie.
Dit betekent in feite dat de werknemers zelf beslissen of er vertalingen moeten zijn en, op welke punten, evenals in welke talen. Deze plicht tot vertalen bestaat in feite vanaf de aanvraag. De werkgever die ten onrechte op deze aanvraag niet ingaat, stelt zich bloot aan de sankties voorzien bij het dekreet.
De aanvraag - (het dekreet spreekt van een regeling) tussen de werkgever en de ondernemingsraad, de syndikale afvaardiging, eventueel de afgevaardigde van één representatieve vakorganisatie, inzake vertalingen dient op straffe van nietigheid, schriftelijk te worden gesteld | |||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Toezicht.De artikelen 6 tot en met 9, die betrekking hebben op het toezicht, zijn analoog met die welke het toezicht op de recente arbeidswetgeving regelen.
In verband met artikel 6 werd erop gewezen, dat de bevoegde departementen zijn: het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, het Ministerie van Sociale Voorzorg, het Ministerie van Ekonomische Zaken, het Ministerie van Volksgezondheid, Leefmilieu en Gezin, het Ministerie van Justitie.Ga naar eind(6)
Er moet nog op gewezen worden dat ‘overtredingen met alle rechtsmiddelen kunnen worden bewezen, de getuigenissen inbegrepen, net zoals dat het geval is bij de opsporing van misdrijven’.Ga naar eind(7) | |||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Sankties.Het dekreet voorziet in verregaande sankties ten aanzien van de stukken of handelingen, die in strijd zijn met de bepalingen van het dekreet: deze zijn nietig (art. 11).
Deze nietigheid geldt ook het mondelinge taalgebruik. Bevelen of onderrichtingen, die in de verkeerde taal zijn gesteld, zijn evenzeer nietig als de schriftelijke stukken, die niet voldoen aan de vereisten van het taaldekreet. Niet naleving ervan is geen grond voor sankties vanwege de werkgever; eventuele afdankingen in dit verband zouden ongetwijfeld ‘willekeurig’ zijn of met misbruik van recht gepaard gaan.
Het gaat om een absolute nietigheid, die ambtshalve door de rechter wordt vastgesteld. De absolute nietigheid, eenmaal door de rechter vastgesteld, geldt met terugwerkende kracht, ex tunc. Dit betekent dat het dokument of de handeling geacht wordt nooit bestaan te hebben. De nietigverklaring kan geen nadeel berokkenen aan de werknemer(s) en laat de rechten van derden onverminderd. De werkgever is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn nietige stukken of handelingen ten nadele van de werknemer of van derden.
Het feit dat de nietigheid geen nadeel mag berokkenen aan de werknemer kan betekenen dat b.v. bepaalde klausules van een individuele arbeidsovereenkomst wel geldig zijn en andere niet.
Deze sankties gelden evenzeer ten aanzien van de akten en bescheiden van de ondernemingen, voorgeschreven bij wetten en reglementen, en van die welke bestemd zijn voor het personeel, die reeds overeenkomstig art 52, § 1 van het K.B. van 18 juli 1966 in het Nederlands dienen te worden gesteld. Dit betekent in feite vanaf de inwerkingtreding van de wet van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
2 augustus 1963, waarvan het K.B. van 1966 de bepalingen ordende.
Alhoewel het dekreet dit niet uitdrukkelijk bepaalt kan de werkgever de nietige stukken of handelingen op eigen initiatief vervangen; deze vervanging geldt echter niet retroaktief, maar alleen voor de toekomst!
Als een proefbeding in de verkeerde taal werd gesteld, zal de begonnen arbeidsverhouding een definitief karakter aannemen, b.v. van onbepaalde duur, te beeindigen met de normale opzeggingstermijnen. Hetzelfde geldt, exteris peribus, voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, bepaalde onderneming e.a.
De bevoegde arbeidsauditeur, de ambtenaar van de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht of iedere persoon of vereniging die van een rechtstreeks of onrechtstreeks belang kan doen blijken, kan de nietigverklaring vorderen voor de arbeidsrechtbank van de plaats waar de werkgever gevestigd is.
‘Iedere persoon’ is ook de werkgever; met ‘vereniging’ is eveneens de vakorganisatie bedoeldGa naar eind(8).
De werkgever zal tot deze procedure dienen over te gaan telkens wanneer de vervanging de medewerking van anderen vereist, zoals van de werknemer voor het vervangen van een schriftelijke arbeidsovereenkomst, b.v. in verband met een niet-konkurrentieklausule.
Het vonnis beveelt ambtshalve de vervanging van de betrokken stukken. De kosten daarvan zijn ten laste van de werkgever. Het dekreet bevat ook strafbepalingen die analoog zijn met de identieke regelingen in andere arbeidsrechtelijke wetten (art. 11-16). De publieke rechtsvordering wegens overtreding van de bepalingen van het dekreet, verjaart na verloop van één jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan (art. 16). De burgerlijke vorderingen, ook die in verband met de nietigheid verjaren, overeenkomstig art. 26 van de voorbereidende titel van het wetboek voor strafvordering, na vijf jaar. In dit verband moet opgemerkt worden dat het niet in het Nederlands stellen van een stuk eventueel een voortdurend misdrijf vormt, dat b.v. voortduurt tot en met aan de desbetreffende arbeidsverhouding een einde is gesteld. Indien b.v. een individuele arbeidsovereenkomst niet in het Nederlands is opgesteld, begint de verjaringstermijn niet te lopen vanaf de datum van het opstellen van de overeenkomst, maar wel vanaf het ogenblik dat het stuk in de passende taal wordt gesteld of van het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de vorderingen tot nietigverklaring van de akten, die reeds sinds 1963 in het Nederlands dienden gesteld, is de verjaringstermijn 30 jaar. |
|